Dankraarheid van een' hond.
Een mijner vrienden, die een gedeelte zijner jeugd op St. Domingo doorgebragt heeft, vertelde mij een voorbeeld van dankbaarheid in eenen hond, voor de waarheid van hetwelk ik geloof te kunnen instaan. De eigenaar van het huis, waarin deze vriend met zijne ouders woonde, bezat eene zeer schoone teef van het ras der bloedhonden. Dit arme dier werd vrij slecht verzorgd, en was meestal genoodzaakt, zijn voedsel op de markt te stelen. Deze moeijelijke wijs, om aan den kost te komen, werd nog lastiger voor de teef, toen zij kort daarna jongen kreeg. De vader van mijnen vriend, die den hond gaarne zag en hem reeds te voren nu en dan wel eens eten gegeven had, trok zich de hongerige moeder in haren hulpeloozen toestand aan, en verschafte haar voedsel, zoodat zij niet noodig had haar kraambed te verlaten en op stelen uit te gaan. Toen zij zich nu weder sterk genoeg gevoelde, liep zij op zekeren dag naar de markt, en weldra zag men haar met hoog opgeheven kop bedachtzaam naar huis draven, terwijl zij in haren bek, zoo net mogelijk, een geheelen, onaangetasten kalfsomloop droeg. Dit lekker beetje op deze wijs steeds in de hoogte houdende, ten einde het niet op den grond mogt slepen, zocht zij haren weldoener op, en legde, onder vriendelijk staartgekwispel, haren roof voor zijne voeten.