weêrgalm uit de onbewoonde ruimten, en de trappen, die naar de gebouwen leidden, waren half ingestort. Eene op het plein staande fontein was met kleefkruid omwassen, en om de gebrokene waterpijpen speelden kleine hagedissen. Het kwam mij voor, alsof ik mij in een betooverd slot bevond, dat eensklaps door deszelfs bewoners verlaten was. In eenen put hing nog de emmer; wij trokken dien naar boven en dronken van het ijskoude water. Onder een poortgewelf stond een vergulde dames-draagstoel, die, met zijne dunne traliestaven, naar eene groote vogelkooi geleek. Het tweede binnenplein was met gebouwen omgeven, waarin de bedienden gewoond hadden, en voerde, door eene soort van kiosk, over het derde of laatste, naar den zetel der gelukzaligheid en de geheimen van den Harem.
Honderd jaren vroeger zou het doorgaan door deze poort de gang naar ons graf geweest zijn; thans vlogen slechts ter regter en linker zijde eenige roofvogels en wilde duiven op, die angstig fladderden, als wilden zij ons waarschuwen, niet verder door te dringen. Op dit binnenhof en voor de gebouwen heerschte dezelfde verlatenheid als op het eerste en tweede plein. Onze denkbeelden van Oostersche weelde en pracht eens Serails werden door hetgeen wij hier zagen vrij wat lager gestemd: overal oude houten gebouwen, met geschilderde versierselen zonder eenigen smaak overladen. Thans gingen wij verder, om het Salamik, of mannenhuis, als ook de Harems te bezigtigen. Het eerste bestaat voornamelijk uit een min of meer naar eenen toren gelijkend en vrij hoog opgetrokken gebouw, van welks bovenplat wij, na met gevaar van den nek te breken langs een' gebrekkelijken trap te zijn opgeklouterd, een overheerlijk gezigt op de stad en haren omtrek genoten. Inwendig is dit gebouw in drie verdiepingen verdeeld, van welke de ondersten drie en de bovenste twee kamers bevatten. Hier rusteden weleer de Sultans, en luisterden naar het geklater der waterfonteinen; hier overpeinsden zij, welken Vizier of Pacha zij met het zijden koord zouden begunstigen. In gindschen hoek lag de Groote Heer en maakte met zijn hand eene horizontale beweging, wanneer de Grootvizier hem de namen van gevangenen of verdachten, menigmaal ook misschien slechts van rijken met al te verlokkelijke bezittingen, voorlas; en die handbeweging schoot als een verdervende bliksemstraal over het land, verbreidde honderdvoudig lijden, en verwoestte