Keizer karel, dan?’ vroeg de Vorst. - ‘Of ik hem liefheb? Wel, dat zou ik hopen! Ik heb al zijn lange neusschap lief, en nog liever zou ik hem hebben, als hij ons wat minder belastingen op de schouders legde. Maar, wat raakt ons de politiek? Laat den beker rondgaan en weest vrolijk!’
Niet lang daarna nam de Keizer zijn afscheid en dankte den schoenlapper voor zijn gastvrij onthaal. ‘Gij waart ons welkom,’ hernam deze; ‘maar wees verzekerd, noch voor u noch voor uw geld zou ik heden st. crispijn de schande hebben willen aandoen van te werken; neen zeker, zoo als gezegd is, al waart gij zelfs de Keizer in eigen persoon.’
Karel, wien de rondborstigheid en de grappige invallen van den schoenlapper bevallen hadden, deed hem den volgenden morgen aan het Hof roepen. Men kan zich verbeelden, hoe de arme man te kijken stond, toen hij zag en hoorde, dat zijn gast van gisteravond zijn Monarch was! Hij vreesde, dat zijn schertsen over den langen neus hem duur te staan zou komen; doch de Vorst gedacht daaraan met geen woord, maar dankte hem op nieuw voor zijn vriendelijk onthaal, en noopte hem, om, als loon daarvoor, de eene of andere gunst te verzoeken; dien geheelen dag en den volgenden nacht mogt hij tijd nemen, om te bedenken, wat hem het meeste genoegen geven en zijne eerzucht het best zou streelen.
's Anderen daags verscheen de schoenlapper weder, en verzocht den Keizer, te willen veroorloven, dat de schoenlappers voortaan eene gekroonde laars in hun wapen mogten voeren. De Keizer stond hem deze bede toe, en, daar 's mans eerzucht met zoo weinig tevreden geweest was, vergunde hij hem, nog eenmaal een verzoek te doen. Een glans van vergenoegen verspreidde zich over het aangezigt van den schoenenflikker, en vol vreugde zeî hij: ‘Nu, als dan mijn innigste wensch vervuld zal worden, zoo gelieve uwe Majesteit te bevelen, dat voortaan het gilde der schoenlappers den voorrang boven het gilde der schoenmakers hebben zal.’ De Keizer bewilligde hem ook dit verzoek, en beval, dat in het vervolg de schoenmakers eerst na de schoenlappers zouden komen. Nog op den huidigen dag ziet men in Vlaanderen eene kapel, welker muren rondom met eene laars en eene kroon daarboven versierd zijn, en telken male