| |
| |
| |
Een huwelijk uit liefde!
Verhaal.
Maria jameson was de eenige dochter van eenen rijken veehandelaar in Leicester en de oogappel van haren vader. Op haar achttiende jaar heette zij een van de schoonste meisjes uit den omtrek, en gezondheid en vrolijkheid lachten uit hare groote blaauwe oogen. Doch opgevoed in den schoot des geluks, vroeg moederloos geworden, was zij gewoon ieder harer wenschen te zien vervullen en hare oogenblikkelijke luimen op te volgen; zelden dacht zij aan de gevolgen, en vergat de mogelijkheid, dat hare zoetste hoop bedrogen, hare helderste uitzigten verduisterd konden worden.
Zoo was maria jameson, toen in Leicester de verkiezing moest plaats hebben van een lid voor het Parlement. Haar vader, een der notabelen van de stad en voorzitter van het comité voor den Whig-candidaat, liet de zittingen van dit comité in zijne eigene woning houden. De candidaat zelf, een Londensche bankier, was met zijnen kantoorklerk, die voor secretaris speelde, bij hem gehuisvest. Deze klerk, henry stopford, was van goede familie, maar zonder vermogen, omstreeks zevenentwintig jaren oud, en van een voorkomen, dat gemakkelijk indruk moest maken op het hart van een eenvoudig, argeloos meisje. Hij zag maria, en besloot, dat zij de zijne zoude worden; hij poogde hare liefde te winnen, en bezat weldra haar hart. Van dat oogenblik waren hunne geheime bijeenkomsten gekenmerkt door den vollen gloed eener eerste liefde, en bij maria rees geen de minste twijfel op, of haar vader zou volmondig zijne toestemming geven tot hunne verbindtenis. Zij vond zich bedrogen. Hij weigerde zijne goedkeuring, en deed dit met onverbiddelijke gestrengheid, want de geringe betrekking van stopford en zijn onbeduidend inkomen strookten niet met de hoogvliegende plannen, die hij voor de toekomstige huishouding zijner eenige dochter had gemaakt.
Weken verliepen; de dag der verkiezing naderde, en de gelieven ontmoetten elkander nog gedurig. Doch de kans, om de toestemming des vaders tot de huwelijksverbindtenis te verkrijgen, was zoo hopeloos, dat henry den avond vóór zijne afreize het meisje met gebeden bestormde, om hem
| |
| |
naar Londen te volgen. Dat was het eenige middel, om voor het oog der wereld de zijne te worden, en den vader tot eene bewilliging te bewegen. Maria streed eenen harden strijd; zij moest kiezen tusschen haren vader en haren geliefde, tusschen een eenzaam en verlaten leven en de bekoringen van eenen gelukkigen echt, gelijk zij droomde. Ter kwader ure gaf zij hare toestemming, en kwam, niet vervolgd door haren vader, met stopford te Londen aan. Den volgenden dag werd het huwelijk kerkelijk voltrokken.
De eene maand verliep na de andere, zonder dat maria eenig ander verdriet leerde kennen, dan dat, hetwelk het ongeopend terugzenden harer brieven door haren vader haar veroorzaakte. Van tijd tot tijd rees de gedachte wel in hare ziel op, of zij niet verkeerd had gehandeld, en zich te beschuldigen had van groote ondankbaarheid jegens dien vader, die haar zoo teeder had bemind. Maar dan kreeg het denkbeeld weder de overhand, dat zij regt had, om zich met den man te verbinden, dien haar hart had gekozen, en dat haar vader zijne magt te buiten was gegaan, door zijne toestemming te weigeren. En liet ook somtijds de stemme des gewetens zich niet tot zwijgen brengen, dan behoefde henry slechts te huis te komen en haar vol liefde aan zijn hart te drukken, en ieder zelfverwijt zweeg; wat haar duisternis scheen, was helderheid geworden.
Twee jaren had maria alzoo in eenen gelukkigen echt geleefd, toen het onregelmatige tehuiskomen van stopford haar begon te ontrusten. Zij smeekte hem, weder geregelder in zijne levenswijze te worden, gelijk vroeger, en poogde hem de bekentenis te ontlokken, wat hem zoo laat had opgehouden en waar hij geweest was. Maar hij ontweek hare vragen, of zweeg op hare gebeden, of stootte hare liefkozingen koel terug. Omstreeks dezen tijd trad henry op zekeren avond nog later dan gewoonlijk in de kamer, waar zijne vrouw zat, met haar slapend kind naast zich. Zijne oogen flikkerden; zijn waggelen verried den beschonkene, en met eenen vreeselijken, door dronkenschap hem in den mond gelegden vloek, riep hij: ‘Ik ben weggezonden.’ Deze aankondiging en de wijze zijner verschijning troffen de ongelukkige, onvoorbereide vrouw als een donderslag. Hare oogen rustten een oogenblik op haren echtgenoot; toen sloten zij zich, en zij viel bewusteloos neder. Stopford lachte woest, toen hij zijne verbleekte vrouw op den grond zag
| |
| |
nederzinken, en zocht een glas water; doch vóór dat hij het had gevonden, stortte ook hij neder. Het gerucht deed eene bejaarde, op de benedenverdieping wonende dame toesnellen. Stopford stond op, wierp zich op eenen stoel, en staarde de pogingen der dame star aan, die zijne vrouw weder zocht bij te brengen. Het gelukte haar; maar maria ontwaakte slechts, om hare ellende in al derzelver uitgestrektheid te gevoelen.
Den volgenden morgen ging stopford uit, om, zoo als hij zeide en misschien ook ten oogmerk had, eene nieuwe betrekking op te zoeken. Doch hij ontmoette een zijner drinkgezellen, begeleidde dezen bij het verrigten eener boodschap, en liet zich gemakkelijk overhalen, om hem in een' zoogenaamden club te volgen, waarvan stopford sedert kort lid was geworden. Het was lang na middernacht, toen hij in denzelfden toestand als den vorigen avond terugkeerde. Tegen den middag ging hij weder uit, voorgevende heden te zullen doen, wat hij gisteren had verzuimd. Het werd avond, en hij kwam niet terug. Maria telde de uren, die langzaam en treurig voorbijkropen. Sombere gedachten vervulden hare ziel, en tranen stonden in hare oogen. Zij dacht aan het geluk van het verledene, aan de waarschijnlijke ellende der toekomst, en gevoelde al de zielskwellingen, die eene vrouw ondervinden kan, als zij laat in den nacht haren echtgenoot zit te wachten, en iedere klokslag haar herinnert, dat hij aan zijne pligten ontrouw is, en dat elk uur hem en haar en de hunnen eene schrede nader aan den afgrond des verderfs brengt. Hoop en vertwijfeling kampen in haren boezem, tot dat zij tot wezenloosheid vervalt, of een wanhopig besluit neemt. Zoo ging het maria. In woeste, aan waanzin grenzende uitbarsting harer aandoeningen snelde zij het huis uit, om haren echtgenoot te zoeken. De torenklok sloeg vier ure. Zij vermoedde, waar zij hem zou kunnen vinden, en telde den smaad en de beleedigingen niet, die zij op haren weg had te verduren. Het schuchtere meisje was in de vastberadene vrouw verkeerd, die haren echtgenoot van het pad zijner verkeerdheid wilde terugroepen, vóór zij zich der wanhoop overgaf. Zij bereikte het huis, dat zij zocht, vloog, zonder iets te vragen, ademloos de trappen op, en stond voor de geopende deur van een vertrek, waar henry stopford zat, zelf dronken, in den kring
zijner dronkene medgezellen, een ontuchtig lied
| |
| |
zingende. Toen hij de binnentredende gewaar werd, bestierf hem het woord op de lippen. Zijne drinkgezellen zagen op, en, in plaats van medelijden te gevoelen met de ongelukkige vrouw, barstten zij in een duivelsch gelach en in woorden uit, die maria, in onuitsprekelijke ontzetting, uit het vertrek en uit het huis joegen. - Van dit oogenblik af had zij eenen afkeer van haren echtgenoot. In den loop van den morgen kwam de verdwaasde man te huis, en verzocht zijne vrouw spottend om vergiffenis voor de ontvangst, die zij in den club had gevonden. Zij antwoordde hem niet, en zette den man, dien zij eens had aangebeden, zwijgend het koude overschot van eenen vroegeren maaltijd voor. Hij at en ging weder heen.
Van nu af aan beleefde maria treurige dagen en weende bittere tranen. Te zwak en te krank, om voor zich en haar kind te arbeiden, verkocht zij het weinige, dat zij kon ontberen, en toen zij niets meer had, om te verkoopen, hield de milddadigheid der oude dame haar en haar kind in het leven. Zoo zat maria in eenen kouden Decembernacht bij een armoedig vuurtje naast haar slapend kind, met eenig naaiwerk bezig, dat des morgens gereed moest zijn en haar voor de eerste maal zelve eenig geld zou doen verdienen, toen zij een woest geschreeuw op de straat hoorde naderen en weldra aan de huisdeur hoorde kloppen. De deur werd geopend, en maria verbeeldde zich den naam van stopford te hooren. Men kwam den trap op naar hare kamer. Twee nachtwachts traden binnen, en legden een menschelijk wezen, dat geen teeken van leven gaf, op den grond neder. Maria zag den levenloozen vleeschklomp aan. Was dat haar henry? Kon dat de man zijn, om wiens wil zij het ouderlijke huis, hare vrienden en haren vader had verlaten, dien zij met haar geheele hart had bemind, wiens lach haar iedere droefheid had doen vergeten, wien zij tot aan haren laatsten ademtogt had willen liefhebben? Het was zoo. Het was henry stopford, die, met slijk bedekt, als levenloos op den vloer lag. Maria huiverde. Ware hij krank op de straat nedergevallen, hoe gaarne had zij hem verpleegd en opgepast! Maar dronken - tot bewusteloosheid dronken! De afkeer maakte zich zoozeer van haar meester, dat zij hem wilde laten liggen en den roes laten uitslapen. Doch teederder gevoel ontwaakte weldra in haar. Zij bad God om kracht, en stond op, om den ongelukkige eene legerstede
| |
| |
gereed te maken. Op eens reutelde het in zijne borst, en alles was stil. De dronkenschap had haar werk voltooid, en henry stopford werd voor rekening van de armenkas begraven.
Door den nood gedrongen, schreef maria aan haren vader. Hij kwam, kuste haar en haar kind, maar weinige maanden later was ook maria stopford bezweken.
|
|