ten in den brand. Terwijl nu het opgestapelde hout allengskens in kolen en asch verkeert, bestrijken zich die genen der Hindoes, die ditmaal tot meer bijzondere viering van het feest besloten en zich daartoe voorbereid hebben, de ontbloote deelen van hun ligchaam met een geelachtig sap, dat met olie aangemengd is. Tot nog toe hebben de Europeërs niet kunnen ontdekken, uit welke bestanddeelen deze zalf bestaat, die blijkbaar een behoedmiddel tegen te groote hitte en brandwonden is; en misschien tast men niet geheel mis in het vermoeden, dat het sap eener zekere soort van uijen een voornaam gedeelte van dit smeersel uitmaakt, aangemerkt dit als een beproefd middel tegen de werking van het vuur bekend is.
Wanneer nu de eerste laag hout weggebrand is, wordt er eene tweede iets dunnere op den rooden kolengloed gelegd; en terwijl deze nieuwe brandstof in heldere vlammen opslaat en zoo sterk eene hitte verspreidt, dat zij, die de verrigting aanschouwen, verscheidene schreden van den rand der gracht verwijderd moeten blijven, zet de plegtige optogt zich in beweging, en gaat, of liever danst, door de geheele lengte der gracht heen en weder terug, en wel met langzaam afgemeten tred, met vrolijk gelaat en gebaren, zoodat er geen schijn is, dat iemand van het vijandelijk element eenige schade of hinder ondervindt. Men heeft zelfs moeders, met hare teedere zuigelingen op den arm, door deze vreeselijke vuurzee zien dansen, uit welke men niet begrijpt, hoe een mensch onbezeerd kan terugkeeren. Zeker moest, in zulke omstandigheden, het haar wel het eerst gezengd, zoo niet afgebrand worden; maar wij weten, dat de Indianen hun hoofd bijna geheel gladgeschoren dragen; doch daarentegen ontstaat de vraag, hoe daarbij het teederste zintuig, het oog, verschoond kan blijven, en met opzigt hiertoe deelt ons de berigtgever het niet geheel voldoende antwoord mede, dat zij gedurende den dans de oogen aandachtig gesloten houden, en, zoolang deze vuurproef duurt, zekere lofzangen doen hooren, welke zij waarschijnlijk aan de magten van het element, dat door geheel Azië als Godheid geëerd wordt, nevens al de ligchaamspijn, welke zij, voor zoo verre zij die mogen gevoelen, door geenerhand uiterlijk kenteeken verraden, als dank-, prijs- en liefde-offer toewijden.