| |
De toledo-straat te Napels.
(Eene Reisherinnering van ludwig august frankl.)
Illo Virgilium me tempore dulcis alebat Parthenope.
Georg. IV.
De Toledo-straat is de groote slagader van het Napolitaansche stadleven. Hier stroomt de vloed der menschenbaren van des morgens ten vijf ure, en houdt niet op vóór twee ure na middernacht; dan begint eene ebbe van drie uren, doch slechts eene zoodanige, als men bij voorbeeld te Weenen na tien ure des avonds ontmoet. De Toledo-straat snijdt Napels in twee ongelijke deelen, loopende van de haven of van het koninklijk paleis zacht opwaarts, en men moet frisch aanstappen, wil men in een half uur tijds haar boveneinde bereiken. Zij mag breed genoemd worden, maar slechts in verhouding tot de honderd en honderd naauwe, kromme, morsige steegjes, die ter wederzijde in haar uitloopen.
Ter regter en ter linker zijde zijn, in onafgebrokene reeks, de winkels, met alle kostbaarheden, welke de weelde van eene koninklijke verblijfplaats vereischt, als ook met al datgene opgevuld, hetwelk in de behoeften van het huiselijk leven voorzien kan. Hier is een eeuwigdurend stooten en gestooten worden het onvermijdelijke entreegeld. De baan voor de rijtuigen evenaart bijna altijd die in den Weener Prater op Paaschmaandag; koets sluit zich aan koets, want de Napolitaan zit nagenoeg den geheelen dag tusschen vier wielen; de geweldige hitte maakt zijne vadzigheid begrijpelijk. Waar is het echter ook, dat men zich voor een' zeer billijken prijs kan laten voortsjokken, 2 carlini een geheel uur lang. De fiakers hebben eene geheel bijzondere wijs om
| |
| |
hunne diensten aan te bieden; terwijl men zonder erg zijns weegs gaat, rijdt een voerman, met het geroep: una carozza! (eene koets!) u zoo volkomen dwars voor de voeten, dat men geen stap verder doen kan. Elke tien schreden herhaalt zich hetzelfde tooneel. Eindelijk huurt men dan zulk eene karos. Men moet echter zich niet verbeelden, daardoor uitsluitend meester van dezelve te zijn; weldra klimmen een paar Lazzaroni of wel handwerksknapen, die werk in de stad rond te brengen hebben, achterop, en wel niet steelsgewijs; de fiaker, daar hem nu toch eenmaal zijn rid betaald is, duldt hen ongestoord, en zij zelven knoopen met de Eccellenza in het rijtuig heel vriendschappelijk een gesprek aan; zelfs de schitterendste equipaadje is van deze ongenoodigde gasten niet vrij. Omnibussen rijden onophoudelijk op en af. Voor drie gran rijdt men de geheele Toledo-straat ten einde.
Dit onophoudelijk gerij, het geschreeuw van koopers en verkoopers, en de honderderlei uitroepen, welke het geweldige dringen der voorbijgangers afperst, vormen een tutti, hetwelk de gezondste ooren en hoofden wee maakt. Niets staat er te koop, of het wordt met onbeschrijfelijken ophef en luidruchtigheid veil geboden. Ik heb eenen ijsverkooper gehoord, die zijne waar in verzen aanprees. Plotseling dringt zich een man, met handen en ellebogen schermende, door de menigte, en deelt, al schreeuwende, onder dezelve gedrukte aankondigingen van eene nieuwe herberg, eenen nieuwen winkel enz. uit. Op het voetpad ligt een slechts om de lenden min of meer bekleede Lazzaroni, en slaapt midden onder het vreeselijke geraas. Niemand stoort hem, want de naasten wijken goedaardiglijk ter zijde, en alleen de verder afzijnde morren en schreeuwen om de vertraging, wijl zij de reden daarvan niet kennen. Een onophoudelijk klingelen dringt u in de ooren, en spoedig ontmoet men eene geheele kudde geiten of koeijen, die voor ieder huis stilhouden. Met de stem van een' Stentor roept derzelver drijver: latte! latte! (melk!) Nu verschijnen de op de onachtzaamste wijs gekleede dienstmeisjes, met ongeordende haren en slaperige oogen, (menigmaal is het reeds middag) en de verlangde voorraad melk wordt voor hare oogen gemolken. Hierna trekt de kudde verder op, en voor elk huis herhaalt zich hetzelfde tooneel.
Niet ver van elkander hebben wisselaars alle soorten van
| |
| |
geld, op tafeltjes gestapeld, voor zich staan, en tegen een klein loon kan men bij hen inruilen, wat men noodig heeft.
Een luid geroep van: Eh viva! eh viva! dat als een loopvuur langs de Toledo-straat voortsnelt, maakt den voorbijger oplettend. Een draagzetel komt, rood en met bloemguirlandes beschilderd. Twee manspersonen dragen dezelve; het volk wijkt ter regter en linker zijde, en met vrolijk gelaat roept ieder zijn: Eh viva! Binnen den draagstoel zit eene glinsterend in het wit gekleede vrouw, en houdt een kindje in den arm, dat, prachtig opgetooid, ten doop gedragen wordt: heeft de vrouw het kind in den regter-arm, zoo is het een jongen; in den linker, zoo is het een meisje.
Maccaroni zijn een heerlijk eten - te Napels namelijk, want daar alleen verstaat men de dubbele kunst, om de blanke slangen te bereiden en op te eten, en aan de wijs, waarop hij dit laatste doet, wordt ieder vreemdeling terstond als zoodanig herkend. In de Toledo-straat kan men het maccaroni-eten uitmuntend leeren. De Lazzaroni, die menigwerf in het geheel geene woning bezit, houdt ook zijne maaltijden op straat. Ik heb eens zulk eenen kunstenaar in het maccaroni-eten lang genoeg staan aankijken. Een van de zon verbrand man met een' zwaren baard zat op het voetpad, twee knapen, zijne kinders, nevens hem, en voor hem stond een groote aarden schotel; beurtelings grepen deze drie met alle vijf de vingers in denzelven, en trokken er eene dikke, eindelooze pruik van maccaroni-darmen uit; dan staken zij de hand zoo ver mogelijk in de hoogte, bogen het hoofd achterwaarts, zoodat de nederhangende einden tot in den mond reikten; de boven zwevende hand bewoog zich alsof zij broodkruimels strooide, en wat zij in hare mildheid uit de hoogte over den mond liet afdalen, slurpte de mond in de diepte met gretige erkentelijkheid naar binnen. De groep was door de slangen als geheel omwonden, en leverde eene belagchelijke parodie van den Laocoön in het Vaticaan. Maccaroni en een glas wijn maken den armen Napolitaan volkomen tevreden, en heeft de bedelaar vier of vijf gran bijeenverzameld, dan is hij ook reeds te lui tot bedelen, hetwelk zeker, bij de groote hitte, den vloek: in het zweet uws aangezigts zult gij uw brood winnen! waar maakt. De liefde voor zijne maccaroni bewijst de Napolitaan reeds door de teedere naampjes, welke hij daaraan geeft; bij voorbeeld: occhi di pernice (patrijzen- | |
| |
oogen), stella (sterren), seme di melone (meloen-zaden), dieci frutte (tienderlei vruchten),
peperoni (peperkorrels), stivaletti (laarsjes), canarini, maccaroncini en nog verscheidene andere even vleijende benamingen.
Terwijl ik de hier boven beschrevene groep beschouwde, werd mij mijn zakdoek gerold; en evenwel had ik mij, om voor het stooten beveiligd te zijn, met den rug tegen eenen huismuur geplaatst. De zakdoekenrollers zijn een te Napels bijzonder talrijk dievengeslacht; en elke vreemdeling wordt door fatsoenlijke Napolitanen gewaarschuwd, den zakdoek in den zijzak te dragen; ja zelfs daar is hij, wanneer het gedrang sterker wordt, niet volkomen veilig. Ik heb gelegenheid gehad, de bewonderenswaardige behendigheid en gevatheid dier lieden gade te slaan; zij verborgen den gestolen doek niet, maar gebruikten dien oogenblikkelijk, met onverschillige houding, even alsof hij hun eigendom was, tot het bekende einde.
Een' aandoenlijken indruk maken, midden onder het dolle dringen en razen der menigte, zekere wit of zwart gekleede vrouwen: zij liggen met ter aarde gebogen, dubbel omsluijerd aangezigt, zonder spraak of beweging, op de knieën; alleen de regterhand, die zij weemoedig uitstrekken, geeft haren schroomvalligen, aan de mildheid der voorbijgangers gerigten wensch te kennen. Somwijlen ligt een klein wichtje voor hare voeten; meermalen zijn zij door grootere kinderen omknield. Deze vrouwen zijn weduwen, die door het verlies van haren echtgenoot tot den bedelzak geraakt zijn, maar die het misschien besterven zouden, zoo zij dien openlijk moesten dragen. De regering veroorlooft haar, wanneer zij zich door een braaf gedrag zulks waardig maken, dit sprakelooze aalmoesvragen onder den sluijer. Weinigen gaan zonder iets te geven eene zoo harttreffende, het medelijden innig aandoende verschijning voorbij.
Een eigenaardig gezigt leveren kleine hutten, van welke men bij den eersten aanblik de bestemming niet regt begrijpt. Eene naauwe, vierkante ruimte, die slechts een enkel mensch bevatten kan, zendt aan elken hoek een' pijler opwaarts, die te zamen een ligt dak ondersteunen. Van voren ziet men een Madonna-beeld, met bloemen omgeven, voor hetwelk, zoodra het donker wordt, bontkleurige lampen branden. De vier zuilen zijn insgelijks met bloemen omwonden; china's-appelen en citroenen zijn op eene soort van
| |
| |
borstwering netjes in orde geschikt; het geheel heeft het voorkomen eener nis aan eene dorpswoning, waar een Lieve-vrouwen-beeld voor de geloovigen tentoongesteld en opgesierd is. Evenwel, zulk eene beduiding heeft dit hutje niet. Ter regterhand van den in hetzelve staanden man is een langwerpig vat, hetwelk om eene spil beweegbaar is, en waaruit hij ijswater in drinkglazen tapt. Nadert nu een dorstige, aan welke het niet ontbreekt, dan drukt hij er snel een' verschen citroen in uit, en verkoopt voor een gran deze ongesuikerde limonade. Deze menschen heeten acquajuoli en gelijken naar een perpetuum mobile, want de hitte maakt den verkoelenden drank tot eene hoofdbehoefte voor de Napolitanen. Op in de open lucht geplaatste tafeltjes wordt nu ook weder ijs, doch evenzeer zonder suiker, voor zeer geringen prijs verkocht, en de Lazzaroni eet het even dikwijls, als de rijke heer het fijne en gesuikerde in het elegante koffijhuis.
Muzijk wordt in de Toledo naauwelijks gehoord; het gedruisch verdooft die; doch treft men er gewoonlijk blinden aan, die op de mandoline of guitar iets krassen, dat voor liederen moet doorgaan. Men ontmoet vele blinden of aan de oogen lijdenden; de met lava geplaveide straten dragen daartoe gewis het hare bij.
Even als te Weenen de linnen- en lintkramers, vormen te Napels de fruit- en groenteverkoopers eene eigenaardige klasse van menschen. Een groenteventer draagt zijne moeskruiden niet zelf rond; daartoe is hij te gemakkelijk; hij verkondigt zijne komst door een luid, helklinkend geroep, hetwelk ik echter, ondanks de uiterste oplettendheid, niet heb kunnen verstaan; vervolgens verschijnt hij zelf, eenen ezel voortleidende, die de uitgeroepen waar draagt; gewoonlijk is dit lastdier met bloemen opgepronkt en deszelfs ledertuig daarmede omwonden. Over het algemeen zijn bloemen hier zoo overvloedig, dat zij bijna niet geacht worden; wanneer men door de Toledo rijdt, werpen u menigmaal kinderen de heerlijkste ruikers in het rijtuig, om u zoo te dwingen dezelve te koopen.
Eene bijzondere volksklasse vormen ook de handelaars in oude boeken, die aan de hoeken der straten, op slechtgetimmerde tafels, in de grootste wanorde hunne letterschatten uitstorten. Wil men een boek bij hen koopen, zoo moet men het eerst zelf opzoeken, want de antiquarius weet nooit,
| |
| |
wat hij bezit; deze gewis loffelijke noch hoffelijke gewoonte vindt men zelfs in anders voortreffelijke boekwinkels van het zuidelijke Italië.
Een digt opeengedrongen volkshoop, die bijna den toegang stopt, omgeeft in eenen kring eene tafel, waarop een geestelijke uit de eene of andere monniksorde staat te prediken; hij houdt zijne leerrede met eene levendigheid en een vuur, welke niemand, die van zulk een tooneel niet zelf getuige geweest is, zich kan verbeelden.
Het vallen van den avond maakt geenen stilstand in dit sterk bewogen leven; de vloed stijgt zelfs nog hooger, want de koelte van den nacht lokt nu eerst de Napolitanen uit de huizen aan de vensters en op de balkons, die den geheelen dag door, om de zonnestralen te keeren, digt met gordijnen behangen zijn. Op de hoeken der straten branden pikpannen, om aan de voorbijgangers het tabakrooken gemakkelijker te maken. De man, welke deze vlam onderhoudt, steekt de eigaren aan, en wordt voor deze dienst met eene kleinigheid begiftigd. In ketels, onder welke vuur gestookt wordt, braadt, ziedt en bakt alwat maar eenig volk tot spijs kan dienen. Alle winkels zijn schitterend verlicht. Het getal der rijtuigen vermindert, dat der voetgangers vermeerdert. Guitar- en mandoline-spelers trekken nu de Toledo-straat door; hen volgen zangers; stukken uit de meest geliefde opera's worden gehoord. De bevolking der koffijhuizen heeft voor dezelve plaats genomen. Andermaal ziet men de geiten- en koeijendriften met hunne schelletjes voor elk huis stilhouden; het gewoel en gedrang duurt voort tot den tijd der schouwburgen; ten half negen ure wordt het iets stiller.
Eensklaps beweegt zich een zonderlinge optogt dwars door de menigte; snel treedt dezelve voort, als bevreesd om de algemeene vrolijkheid te storen: wit of rood gekleede mannen, wier aangezigt vermomd is, dragen brandende flambouwen; hen volgen zes mans in het rood, die op hunne schouders eene met rood laken behangene lijkbaar dragen; op dezelve ligt de gestorvene, het strakke, vaak misvormde gelaat met niets bedekt, - eene vreeselijke, schoon stilzwijgende vermaning voor de luidruchtig woelende menigte in het rond; op het lijk volgen oude mannen, met zwarte mantels omhangen, elk op den schouder een klein zwart vaandeltje dragende en overluid biddende: het zijn de armen van st. januarius, den Beschermheilige van Napels. Nog eer men
| |
| |
den tijd heeft, om de gedaanten en den geheelen stoet naar eisch op te nemen, heeft het volksgewemel dien reeds weder verzwolgen en kort daarna het een of ander kerkgebouw dezelve opgenomen. De onder de menigte ontstane kortstondige stilte wordt door een verdubbeld gedruisch vervangen.
Tweemaal daags voerde mijn weg mij door de Toledo-straat, en steeds hebben er nieuwe trekken en tooneelen uit het volksleven zich voor mij ontwikkeld; maar ook telkens moest ik dit vermaak met duizeling of hoofdpijn betalen.
|
|