Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841
(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 480]
| |
Brief van Walter Scott aan eene zijner Tantes.Aan Miss christian rutherford, Ashestiel, bij Selkirk.
Is het u, lieve Miss christy, niet wel eens in uw leven gebeurd, van, hoe driftig gij het ook wildet, eene lade niet te kunnen openen, omdat zij te overvol was? Is u dit ooit overkomen, dan moge deze gelijkenis u de reden van mijn stilzwijgen doen begrijpen. Ik had u zoo veel te vertellen, dat ik niet wist, waarmede ik beginnen zou. Wat mijne liefde en achting jegens u betreft, geloof mij, want ik meen het opregt, deze slapen nimmer, ja zelfs sluimeren niet; en alleen uwe kwade vermoedens hieromtrent zijn instaat geweest mij te bewegen, u over iets te schrijven, waarin ik hoog belang stel, doch dat nog zeer onzeker is. Hem! hem! Maar komaan, laat ik maar met de deur in huis vallen en er alles in eens uitrammelen. Ik ben druk aan den gang, om een zeer beminnelijk meisje te trouwen, waarvoor ik gedurende mijne reis naar de Cumberlandsche meren genegenheid heb opgevat. Zij is in Frankrijk geboren, doch, daar hare ouders van Engelsche afkomst waren, is haar geslachtsnaam carpenter. Vroeg reeds ouderloos gebleven, is zij in Engeland opgevoed geworden, en thans toevertrouwd aan de zorgen van zekere Miss nicholson, dochter van wijlen den Deken van Exeter. Miss carpenter is meerderjarig, enz. Wat aangaat hare persoonlijke hoedanigheden, zoo zal ik u alleen zeggen, dat zij een uitmuntend oordeel en een voortreffelijk karakter bezit, hetwelk ik menigmaal op harde proeven gesteld heb gezien. Ik moet u voor haar om uwe welwillendheid en vriendschap verzoeken; want ik reken op u en op Miss R., om haar, bij hare komst te Edimburg, de kaart van het land te geven. Ik moet u zeggen, dat er niets romanesks in haren geest is. Ofschoon in Frankrijk geboren, heeft zij de denkwijs en manieren eener Engelsche, | |
[pagina 481]
| |
en het zou haar zeer spijten, indien men meende te vinden, dat zij er andere had. Voor het oogenblik bevindt zij zich te Carlisle, waar ik mij bij haar vervoegen zal, zoodra onze schikkingen in orde zullen zijn. Eenige zwarigheden zijn door mijnen vader geopperd, uit hoofde van zekere vooroordeelen, welke gij wel begrijpen kunt. Eene zijner tegenwerpingen was de onzekerheid harer inkomsten; die moeijelijkheid is ten deele uit den weg geruimd door de aankomst harer renten voor dit jaar, tevens met de verzekering, dat dezelve regelmatig betaald en zelfs bij vervolg van tijd vermeerderd zullen worden. Eene andere tegenwerping was hare geboorte: ‘Kan er iets goeds voortkomen uit Nazareth?’ Maar daar het niet de geboorte alleen en op zichzelve genomen was, die het bezwaar uitmaakte, is de tweede hinderpaal met den eerste vervallen. Miss carpenter heeft zich in deze geheele zaak met eene gepastheid gedragen, die op beide mijne ouders, ondanks hunne vooringenomenheid, grooten indruk gemaakt heeft. Zij is geene schoonheid; daaraan ontbreekt veel; maar haar persoon en voorkomen zijn zeer innemend. Het is eene brunette met levendige manieren, maar die, als het te pas komt, ook ernstig wezen kan. Zij is in het Anglikaansche Protestantismus gedoopt en opgevoed. Ik geloof u genoeg gezegd te hebben, enz. walter scott.
Brief van Lord downshire. | |
Aan Walter Scott, Esq., Advocaat te Edimburg.Londen, 15 October 1797. Mijnheer!
Verre van uwen brief als ongepast te beschouwen, heeft de ontvangst daarvan mij genoegen gedaan. Een eenig punt, meer volledig opgegeven, zou dien zelfs geheel en al voldoende gemaakt hebben, te weten de aard der inkomsten, welke gij reeds nu bezit, en de soort van douaire, welke Miss carpenter, in redelijkheid zou kunnen verwachten, indien gij vóór haar kwaamt te overlijden. Ofschoon zij de jaren heeft, om, zonder mij te raadplegen, voor haarzelve te kunnen beslissen, heeft zij niettegenstaande hare keus wel aan mijne goedkeuring willen onderwerpen. Mijne dubbele betrekking als voogd en als vriend verpligt mij dus, alle zorgen aan te wenden om haar geluk te verzekeren, zoo | |
[pagina 482]
| |
door haar voor het oogenblik een aangenaam levenslot te verschaffen, als door te beletten, dat zij, bij eenig onverhoopt toeval, in belemmerde omstandigheden kwame te geraken. Haar verstand en hare opvoeding zijn haar grootste vermogen; zij kan dus, om de taal der wereld te spreken, geene zeer hooge aanspraken maken. Maar haar broeder, die mede aan mijne voogdijschap toevertrouwd geweest is, bemint haar hartelijk en heeft geen huisgezin. Hij zal ontwijfelbaar in staat zijn haar ruim te verzorgen, want in de Indiën, waarheen ik hem voor eenige jaren gezonden heb, en waar ik met genoegen zeggen kan, dat hij eene hooge mate van achting geniet, gaat het hem zeer voordeelig. Ik maak hiervan geen gewag, om u aan te sporen, iets meer te doen, dan hetgeen verstand en voorzigtigheid u veroorloven; maar ik hoop, bij ommegaanden post, iets van u te vernemen, vermits, van het eene oogenblik tot het andere, zaken mij verre van Londen roepen kunnen. Daar ook doorgaans kinderen het gevolg eener gelukkige huwelijksvereeniging zijn, zou ik wel wenschen, uwe bedoelingen en verlangens te dien opzigte te mogen weten. Ik hoop, dat gij mij geenen te onbescheiden vrager zult achten; zelfs mag ik mij hiervan verzekerd houden, wanneer gij bedenkt, dat ik slechts pogingen doe, om het geluk en de welvaart te verzekeren van een achtingwaardig meisje, voor hetwelk gij genegenheid betuigt en voor hetwelk ik van mijnen kant hoogachting en eerbied koester. - Ik ben, Mijnheer, uw nederige en gehoorzame dienaar
downshire. | |
Brief van Miss Carpenter aan Walter Scott.Uw laatste brief, Mijnheer, behelst eene zoo fraaije reeks van peut-êtres en zulke aardige gissingen, dat men, zonder u te vleijen, u verzekeren kan, dat gij in de kunst van zelfkwellerij een uitgeleerd meester zijt. Voor het overige hebt gij, in al uwe onderstellingen, den bal allerdeerlijkst misgeslagen. Ik was den brief van Lord D. wachtende, om vollediglijk op al uwe zeer gepaste vragen ten opzigte mijner familie te antwoorden. Miss nicholson zegt, dat, toen zij aanbood u eenige berigten te geven, gij dezelve geweigerd hebt, en raadt mij thans Lord D.'s antwoord af te wachten. Denk niet, dat ik de luije gespeeld heb. Ik heb zeer lange brieven aan mijnen voogd geschreven, en | |
[pagina 483]
| |
alle hadden zij u, Mijnheer, ten onderwerp. Hoe kunt gij verlangen, dat ik u over het huis antwoorde, voordat ik nog berigt uit Londen heb? Dit is volstrekt onmogelijk; en ik zou haast denken, dat het u een weinig in het hoofd schortte, met u te verbeelden, dat ik vóór den 12den der volgende maand te Edimburg zou kunnen zijn. O neen, mijn waarde Heer, daaraan is in lang nog niet te denken. Ik gevoel mij zeer gestreeld, dat uwe moeder wel aan mij heeft willen denken; bied haar mijnen eerbiedigen groet. Gij schrijft mij niets van uwen vader; ik hoop dat het beter met hem gaan mag. Van den eenen dag tot den anderen wacht ik tijding van mijnen broeder. Gij kunt uwen oom zeggen, dat hij handelsresident te Salem is. Hij zal den naam van charles c. op de lijst van de ambtenaren der Compagnie vinden. Mijne complimenten aan Kapitein scott. Sans adieu! C.C. | |
Van dezelfde aan denzelfden.Waarlijk, Mijnheer scott, dat gedurige schrijfgekrabbel is mij geene aangename bezigheid. Ik heb u gezegd, dat ik er niet van hield, en evenwel blijft gij telkens aanhouden, dat ik u schrijve, en dat wel per ommegaanden. Het kan niet anders zijn, het moet u in het hoofd schorten. Zeker zou ik uwe gril niet te wille geweest zijn, zoo gij mij niet te verstaan gegeven hadt, dat mijn zwijgen het voorkomen had van iets geheimzinnigs. Ik heb geene reden hoegenaamd, om u de afkomst mijner ouders te verbergen; beide waren Franschen; hun naam was charpentier, en zij woonden te Lyon, alwaar men u, indien gij naar hen mogt willen vernemen, berigten zal, dat zij de algemeene achting genoten en dans un très-bon style leefden. Mijn vader bekleedde een' regeringspost. Ik heb het ongeluk gehad hem te verliezen, voordat ik nog al de grootte van zulk een verlies gevoelen kon. Bij zijn' dood werden wij aan de zorgen van Lord D., die zijn hoezemvriend geweest was, toevertrouwd; en kort daarop had ik ook de smart, mijne moeder te verliezen. Wij namen den naam van carpenter aan, toen mijn broeder naar Indië vertrok, ten einde de kleine moeijelijkheden te voorkomen, welke een Fransche naam hem zou hebben kunnen berokkenen. Zijt gij nu voldaan? Lord D. zou u al de verlangde inlichtingen hebben | |
[pagina 484]
| |
kunnen geven, want hij heeft mijne familie gekend. Gij zegt, dat gij hem presque bemint; maar tot dat dit presque een tout-à-fait geworden zal zijn, kan ik u niet beminnen, dat zeg ik u. Voordat ik nu dezen langen epistel eindig, zoo veroorloof mij nog u een' kleinen raad te geven. Gij zet veel te veel il fauts in uwe brieven. Dat is wat al te vroeg begonnen; en luister, op uwe il fauts neem ik de vrijheid niet veel acht te slaan, maar de mijne, hoop ik, zult gij eerbiedigen en nakomen. Il faut zorg voor u dragen; il faut aan mij denken; il faut overtuigd zijn, dat ik opregtelijk ben uwe C.C. | |
Van dezelfde aan denzelfden.Carlisle, 26 October.
Ik heb, vóór het vertrek van den post, slechts een oogenblik, om u te verzekeren, beste vriend, dat de vreemdeling eene hartelijke ontvangst gevonden heeft.Ga naar voetnoot(*) Zijne groote gelijkenis met een' mijner vrienden zal hem mij dierbaar maken. Hij zal mijn onafscheidelijke gezelschapper zijn. Het eenige, dat mij spijt, is, dat hij mij de duizend vragen, die ik hem zou willen doen, moet onbeantwoord laten, en vooral deze: welken grond heeft uwe vrees? zijn uwe vrienden van gedachten veranderd? Ik smeek u, doe mij daaromtrent de waarheid weten. Misschien is het hun niet naar den zin, dat ik eene Fransche ben. Schrijf mij terstond; tracht wat opgeruimder te zijn, en geloof, dat ik steeds ben uwe opregte C.C. | |
Dezelfde aan denzelfden.31 October.
.... Uwe gedurige vrees omtrent hetgeen uwe vrienden betreft ontrust ook mij niet weinig. Op de jaren van uwen vader laten vooroordeelen niet gemakkelijk los. Oude lieden, dit weet gij, hebben zoo veel wijsheid en ondervinding, dat men zich door hen behoort te laten leiden. Heeft hij er iets tegen, dat ik eene Fransche ben, zoo verontschuldig ik hem van ganscher harte, want ik zelve ben | |
[pagina 485]
| |
niet zeer Franschgezind. O, wat veroorzaakt dat alles mij een kwelling! Wanneer zal het toch een einde nemen? En, om de maat der ellende vol te maken, spreekt gij om naar de Westindiën te gaan. Ik ben zeker, dat uw vader en uw oom u een' jongen, koppigen losbol noemen, en dat doe ik ook. Om ingang aan zulk een denkbeeld, als dat van eene verhuizing naar de Westindiën, te geven, moet gij zeker besloten hebben, alle denkbeeld aan mij te laten varen. Ik begin reeds berouw te gevoelen, dat ik uw portret heb aangenomen. Ik zend het u terug, zoo gij nog eenmaal aan de Westindiën durft denken. Waarlijk, dat zou het regte middel zijn, om mij de genegenheid uwer vrienden te verschaffen! Hen verlaten om den wil van eene vreemde, om iemand, die niet de helft der bekoorlijkheden en der goede hoedanigheden bezit, welke gij u verbeeldt, - mij dunkt ik hoor, hoe uw oom u een' koppigen knaap noemt; ik ben er zeker van, en zelden nog heb ik mij in mijne gissingen bedrogen. Wat zegt uwe zuster van dit alles? Ik vermoed, dat zij er over denkt, zoo als ik in hare plaats zou doen. Zij siddert zeker van ongerustheid voor het geluk van haren broeder. Doe mijne complimenten aan uwe moeder, zoo gij denkt dat zij haar aangenaam kunnen zijn en niet te onpas komen. Herinner mij bij gelegenheid aan mijne oude kennis, den Kapitein scott. Heden avond hebben wij hier het eerste bal. Zoudt gij niet gaarne bij ons wezen? Ik kan uw antwoord raden: ‘Dat zou mij groot genoegen doen.’ En attendant celui de vous revoir, je suis toujours votre constante
charlotte. | |
Brief van Lord Downshire aan Walter Scott.Kasteel Hartford, 29 October 1797.
Mijnheer! Uwen geëerden brief heb ik wel ontvangen. Hij was zoo mannelijk, zoo braaf, zoo rondborstig, zoo verstandig, dat Miss carpenter's vrienden tegen de door u voorgeslagene huwelijksverbindtenis niets kunnen hebben. Tijd en plaats tot de trouw zullen van haar afhangen, en nog heden avond zal ik haar schrijven. Gij verzekert dus aan haar en aan hare kinderen al wat haar van haren broeder kan toekomen. Ik hoop, dat gij bij haar alle mogelijk geluk dezer aarde smaken mogt. Steeds zal ik mij gelukkig | |
[pagina 486]
| |
achten, tijding van u te ontvangen en mij uwen getrouwen vriend te mogen noemen, als ook uwen nederigen en gehoorzamen dienaar
downshire. | |
Op hetzelfde blad.Gisteren avond heb ik den hier ingesloten brief van Lord downshire ontvangen. Draagt hij uwe goedkeuring weg, dan zal het mij aangenaam zijn, u zoodra mogelijk te zien: ik heb u duizend dingen te zeggen; maar wat ik u bidden mag, denk nog in langen tijd aan geen huis. Ik ben zeker, dat ik slagen zal in u te overtuigen, dat wij behooren te wachten tot dat uw vader de dingen meer naar uw genoegen geschikt zal hebben, of dat ik tijding krijg van mijnen broeder. Il faut van mijne meening zijn. Adieu.
C.C.
Scott gehoorzaamde de bevelen van zijn meisje en vertrok naar Carlisle, alwaar hij bleef tot de opening der Sessiën, die steeds op den 12 November bepaald waren. Ziet hier nog eenige der brieven, welke hem zijne bruid vóór de voltrekking des huwelijks geschreven heeft. | |
Aan W. Scott, Esq., Advocaat, te Edimburg.Carlisle, 14 November.
Uw brief kon op geen gelukkiger oogenblik aankomen. Het leedwezen, hetwelk gij mij te kennen geeft, dat gij Carlisle hebt moeten verlaten, verwondert mij zeer. Waarlijk, ik kan niet gelooven, dat het om mijnentwille zij: ik ben al den tijd, dat gij hier waart, zoo zwaarmoedig geweest. Ik weet niet, wat mij schortte, maar ik voelde mij neerslagtig en inderdaad ongesteld: het was mij zelfs pijnlijk, te moeten spreken. De regeling onzer kleine plans, alles nam eene zoo ernstige wending, dat ik meer begon na te denken, dan ik anders gewoon ben of gaarne doe. Ik voor mij geloof niet, dat lieden, die veel denken, regt van harte gelukkig kunnen wezen. Mijn zetregel is: Weg met peinzen en mijmeren! en reeds vooruit heb ik het besluit genomen, om met alles en allen, wat ik te Edimburg vinden zal, tevreden te zijn; dit is een verstandig uitgedacht plan, is het niet? Hier ingesloten de haarlok. Zij | |
[pagina 487]
| |
hebben mij bijna al mijn haar afgesneden. Miss nicholson heeft er een deel van genomen en zendt het naar Londen, om er iets van te maken; maar dit moogt gij niet weten, want het moet eene verrassing voor u zijn. Het doet mij veel pleizier, dat uw vader over de geldzaken beter tevreden is. Dat zal zich wel schikken: laat die kleinigheid u niet ontrusten. Adieu, Monsieur, j'ai l'honneur d'être votre très-humble et très-obéissante
C.C.
Gij hebt mij den geheelen dag regt droevig gemaakt. Om 's hemels wil klaag toch niet meer, dat gij arm zijt! Zijt gij niet tienmaal rijker dan ik ben? Reken toch ook op uzelven en op uw beroep. Ik twijfel er geen oogenblik aan, of gij zult het ver brengen en eindelijk un homme riche worden; maar vooralsnu, zie op de genen, die beneden u staan, leer daaruit met uw tegenwoordig lot tevreden te zijn, en verban alle kwellende gedachten. Wij zullen met hetgeen wij hebben regt goed leven. Het spijt mij te vernemen, dat gij une mauvaise tête hebt.Ga naar voetnoot(*) Ik hoop u van al uwe smarten te genezen. Ik geloof, dat gij te veel werkt; ben ik eenmaal meesteres, dan zal ik u dat niet toelaten. Ik zou het u ook niet vergeven, dat gij u van LeonoreGa naar voetnoot(†) ontdeedt. Denkt gij, dat mij eenige uitgaaf als overbodig kan voorkomen, wanneer uwe gezondheid en uw genoegen er mede gemoeid zijn? Dat kan ik van u niet gelooven, en het verheugt mij, dat gij de dienst bij de ruiterij niet verlaat; want ik houd van alles, wat onderscheiding heet. Vergeet niet ergens eene plaats voor de oude koets te vinden. Ik zou die gaarne, voor het geval eener mogelijke reis, behouden; zulk een rijtuig is oneindig gemakkelijker dan de postchaizen, en zal ons kunnen dienen tot dat wij equipage houden. Welk denkbeeld is u in het hoofd gekomen van de plaats te willen bepalen, waar uw gebeente rusten moet! Waren wij getrouwd, zoo zou ik denken, dat gij mij moede waart. Een fraai compliment, waarlijk, kort vóór ons huwelijk. Ik reken wel, dat ik dien dag niet beleven zal. Hebt gij altijd zulke verheugende | |
[pagina 488]
| |
denkbeelden, wat moet uw omgang dan vermakelijk en vrolijk wezen! Vaarwel, mijn hartevriend; draag goed zorg voor uzelven, zoo gij mij bemint, want ik ben er maar niet in het minste belust op, dat gij die schilderachtige en romaneske plek, het kerkhof, gaat bezoeken. Vaarwel nog eens, en geloof, dat gij opregt bemind wordt door C.C. | |
10 December.Kon ik inderdaad gelooven, dat mijn brief u slechts de helft van het genoegen verschaft heeft, hetwelk gij zegt, zoo zou ik eindelijk, mijn waarde scott, nog eene onvermoeide écriveuse worden, al ware het alleen om u te behagen. Dit is veel gezegd. Gij zult, hoop ik, gevoel hebben voor het compliment, dat ik u maak; maar vlei u niet, mij altijd zoo verpligtend te vinden. - Verlaat u op mij, liefste vriend, dat ik den vroegstmogelijken tijd voor ons geluk bepalen zal; en is dit niet zoo vroeg, als gij het wel gewenscht zoudt hebben, moet gij daarom niet boos op mij worden. Het komt slecht uit, dat gij geen goede huishouder zijt, want ik van mijnen kant ben de beste huishoudster niet; ik zal mijn best doen. Ik hoop u spoedig te zien, en u mondeling te verzekeren, dat ik u hartelijk liefheb. Maar ik wenschte wel, dat het eerste paar weken al voorbij was. Ontvang mijn' liefdegroet en al die fraaije dingetjes. Adieu!
charlotte.
P.S. Beoefen uw Fransch, en vergeet niet, dat gij mij weêrkeerig Italiaansch moet leeren; gij zult eens zien, welk eene domme scholier gij krijgt. Aimez charlotte.
Carlisle.
Ik heb gisteren avond tijding van mijne vrienden uit Londen gekregen; zonder fout zal ik nog deze week het contract hebben. Ik zal het u oogenblikkelijk toezenden; maar, om zoo veel tijd niet te verliezen als gij schijnt te vreezen dat al het heen en weder schrijven kosten zal, wil ik vooruit dat alles afsnijden met te bepalen, dat gij vrijdag aanstaanden hier zult zijn en dingsdag den 21sten ... dingsdag, o! mijn lieve scott, dan word ik voor altijd de uwe.
C.C. | |
[pagina 489]
| |
P.S. Schik de zaken zoo, dat wij op den dag uwer aankomst niemand van uwe familie zien. Ik zal zoo moede en zoo onthutst en verlegen zijn, dat ik mij aan haar niet tot mijn voordeel vertoonen zou.
Mistriss scott, gelijk men uit deze brieven kan afnemen, stelde zich somwijlen wel eens aan verwijt bloot, wegens wat al te veel vrouwelijke ijdelheid; doch gelukkig de mans, wier vrouwen geen ander gebrek hebben! Hare voorspelling heeft zij vervuld gezien. Scott bragt het ver; maar het was niet in zijn beroep. Hij werd een rijk man, of ten minste hij kon veel geld verteren, en niet alleen een eigen huis, maar ook zijn kasteel hebben en equipage houden. Het is waar, dat al de adellijke luister van Abbotsford als een droom verdween na het bankroet van constable, bij hetwelk de verantwoordelijkheid van den vrijheerlijken Romanschrijver voor 120,000 p. st. betrokken was, gelijk hij zelf het berekende, doch zoo het schijnt inderdaad voor eene nog zwaardere som. Van dat oogenblik af aan moest hij alle uiterlijke praal vaarwel zeggen en in afzondering leven; maar Lady scott werd op deze proef niet gesteld, want zij stierf in het jaar, dat op die groote lotsverwisseling volgde, te weten den 15 Mei 1826. Een van scott's levensbeschrijvers zegt, dat men in gemoede dit verlies voor hem als geen ongeluk beschouwen kan in de omstandigheden, waarin hij zich alstoen bevond, daar hij zich afbeulen moest, om zijne schulden te betalen, en de wereld vaarwel moest zeggen, welker sieraad hij geweest was. Dat zijne vrouw met minder moed, dan hij, den tegenspoed verduurd zou hebben, dit is iets, waaraan nog getwijfeld mag worden; maar is het niet een schoon grafschrift voor haar: ‘Hier ligt Lady scott, geboren Miss carpenter, die dertig jaren lang het huiselijk geluk van haren onsterfelijken gemaal heeft uitgemaakt.’? |
|