doch hij toonde voor verbetering niet onvatbaar te zijn, zoodra hij bemerkte, als schilder geene uitstekende rol te zullen spelen: hij erkende volmondig, dat hij geen apelles was, en zijn brief, welken hij, met betrekking daartoe, aan swift geschreven heeft, is eene regtstreeksche satyre op zijne eigene pogingen als schilder. Hij zegt daarin: ‘Ik heb vijf à zes Madonna's neêrgeklad en ook eenige engeltjes, die er uitzien zoo als de Indianen zich hunnen duivel zouden hebben kunnen voorstellen.’ Het is almede bekend, dat swift driemaal gezeten heeft, om zich door hem te laten portretteren, en dat een dier afbeeldsels voor Miss van homrigh bestemd was. Dikmaals beproefde hij ook, de trekken zijner aangebedene Miss martha blount na te bootsen, maar merkte zelf te dien opzigte al lagehende aan: ‘Zeker zal zij mij in dit leven den smaad niet vergeven kunnen, dien ik door mijn portretteren harer uitnemende schoonheid heb aangedaan.’