Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841
(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijZangers-inkomen te Parijs.Berlioz, die qua Criticus even scherp en snijdend is als qua Componist, legt in het Journal des Débats, bij gelegenheid van het optreden van Mad. heinefetter, de volgende rekening van Zangers-inkomen te Parijs bloot: ‘De eerste Tenor,’ zoo schrijft hij, ‘heeft 100,000 fr. inkomen, en zingt daarvoor ongeveer zevenmaal per maand. Hij treedt dus jaarlijks in 84 representatiën op, en trekt derhalve elken avond ruim 1100 fr. Aangenomen, dat eene rol uit 1100 noten of syllaben besta, zoo komt elke lettergreep op 1 fr. te staan. B.v. in Willem Tell: MaGa naar voetnoot(*) présenceGa naar voetnoot(†) pour vous est peut-être un outrage.Ga naar voetnoot(§) Mathilde,Ga naar voetnoot(※) mes pas indiscretsGa naar voetnoot(‡) Deze drie regels kosten dus 34 fr. Veel gelds! Wanneer men nu eene prima Donna voor een voddige 40,000 fr. jaarlijks engageert, komt, wel is waar, Mathilde's antwoord lang zoo hoog niet, elke harer syllaben namelijk slechts op 8 sous; maar ook dit is nog al een aardig sommetje. On pardonne aisémentGa naar voetnoot(††) des tortsGa naar voetnoot(§§) que l'on partage.Ga naar voetnoot(‖) Arnold,Ga naar voetnoot(‡‡) jeGa naar voetnoot(***) vous attendais.Ga naar voetnoot(†††) Te zamen 8 fr. Wij lagchen, (voegt berlioz hierbij) maar de schouwburgen moeten betalen; en zij zullen zoo lang betalen, tot dat zij eindelijk, wanneer hunne kassen ledig zijn, de zalen moeten sluiten. Dat zullen zij alle; en dan zullen de “onsterfelijken,” die toch moeten eten en drinken, wel dienen te besluiten zanglessen te geven, (d.i. zij, die daartoe in staat zijn) of anders op de openbare pleinen, onder geleide eener guitar, bij vier lichten en op een groen tapijt, te zingen. Veelligt geraakt men dan op den regten weg, om het muzikale gebouw op vastere en beter verzekerde grondslagen te vestigen, daar toch noch de kunst noch onze gewoonten die instellingen meer kunnen ontberen.’
No. IV. Mengelw. bl. 182. reg. 2. v. bov. staat 92, lees: 150. |
|