Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841
(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEen blik op Frankrijk en Europa, sedert de omwenteling van het jaar 1813.Ga naar voetnoot(*)Het is voor den opmerkzamen beschouwer van de lotgevallen der volken zoo min een vreemd verschijnsel, als het is voor den geneesheer aan het leger der kranken, dat, wanneer eene kwaal ergens haar toppunt heeft bereikt, het geneesmiddel niet zelden door haarzelve wordt aangewezen. Nimmer werd ik van de waarheid dezer opmerking inniger overtuigd, dan toen ik, door de levende spraak van zoo menig ooggetuige, mij verplaatst zag in den toestand, waarin vóór zevenentwintig jaren ons Vaderland verkeerde, toen ik, en zoo menigeen in deze vergadering met mij, in kinderlijke onnoozelheid, aan de knieën mijner ouders dartelde, onbewust, waaraan wij soms dien bangen zucht, die rimpels op het gelaat, dien traan in het oog hadden toe te schrijven. Eerst later, toen zich mijn gezigtskring een weinig verder had uitgebreid, vermoedde - neen, doorzag ik de reden hiervan; en zoo dikwijls voor de zeventiende maal in Slagtmaand, of voor de achttiende in Zomermaand, de zon aan de kimmen was opgegaan, gevoelde ook ik mij geneigd, | |
[pagina 78]
| |
mijne dankerkentenis te voegen bij die van zoo velen, welke zeggen: het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn. Het was een bange tijd, dien wij toen hebben doorgestaan. Gelijk op de ranke kiel, van stuurman beroofd en aan het geweld der golven ten prijs, het veege scheepsvolk met smachtend verlangen het aanbreken van een' kalmen dag te gemoet ziet; zoo was het met Nederland en Europa, nadat het reeds zoo vele jaren de schouders onder het slavenjuk eens Tirans had moeten krommen. Nog altoos bezig met aan zijnen dorst naar veroveringen te voldoen, stond daar de overwinnaar van Austerlitz en Jena, met een leger van 500,000 man voor de poorten van Moscow. Dáar, op zijn nachtelijk leger, als een andere alexander de Veroveraar, uitgestrekt, lachte hem welligt, met het bezit dier aloude hoofdstad, tegelijk de hoop aan op de verwezenlijking van het ontwerp, vroeger reeds, tijdens zijn verblijf in EgypteGa naar voetnoot(*), door hem gevormd. Maar daar is een, die wenkte, en dat wenken was zijn ondergang, Europa's behoud. Duur, maar niet te duur, werd de vrede van een werelddeel gekocht, toen die zelfde Dwingeland, na vele vergeefsche worstelingen, zijne laatste krachten op de velden van Leipzig verzamelde. Het was gelijk aan de stuipachtige bewegingen van eenen, in de kracht zijner mannelijke jaren, den dood in de armen snellenden kranke. Als door eene ijlende koorts tot in de hartader aangegrepen, doch niet minder gewond naar den geest, achtte hij, in waanzinnigen ijver, het rustig bezit van Frankrijks kroon niet, dat hem, onder verdrag van vrede en vriendschap, zou zijn toegestaan. Hij had den schepter van den Ebro tot den Donau en den Weichsel gezwaaid, en was, als een andere cesar, de eerste Man van Europa geweest: hij bleef de eerste - maar van een plekje gronds, den blik eens veroveraars onwaard. Elba zag hem, den diepvernederden Keizer, als Souverein, in de lente des jaars 1814, den voet | |
[pagina 79]
| |
aan wal zetten, en, binnen weinige maanden, Frankrijk aan de spits eens legers; tot dat, in Zomermaand des jaars 1815, nabij den Viersprong en te Waterloo, het pleit tusschen vrede en ondergang beslist werd. Zoo stond het met de zaken van Europa vóór ruim een vierde van eene Eeuw. En welke nu waren de gevolgen hiervan, inzonderheid voor Frankrijk? - Wij hebben het gezien, te vergeefs waren de pogingen des veroveraars geweest. Het gebouw der Wereldmonarchij lag daar onder zijne eigene zwaarte in puin gestort. Van de verbazende hoogte, waarop zich Frankrijks Adelaar verheven had, zonk hij op eens magteloos ter neêr. Nu schenen zijne vleugelen voor immer geknot. De schrik der Mogendheden, die de Volken aan zijne zegekar boeide, werd zelf als met ketenen beladen, en door zijnen ergsten vijand, wiens ondergang hij tot de kroon op zijne veroveringen had bestemd, als slaaf naar een afgelegen eiland gevoerd, om daar, tusschen eeuwige rotsen, zijnen val te bepeinzen. Wel leefde en werkte zijne gedachtenis onverminderd voort in het hoofd van zoo menigeen, als te vergeefs getracht had, de schande van zijne nederlaag, gelijk te Waterloo, in stroomen bloeds uit te wisschen. Voor immer werd die hoop verijdeld, toen, na vijf jaren, de adem des levens op de lippen des bannelings wegstierf. Rijken en Staten hadden inmiddels zich op hechte grondslagen pogen te vestigen; terwijl eene milde lucht door de vrije borst met volle teugen werd ingeademd. Het vertrouwen herleefde onder de Volken van Europa. Frankrijk, onder zijne oude Dynastie, werd op nieuw in het groote Statenverbond opgenomenGa naar voetnoot(*), nadat het zich van zijnen stalen ringmuur zag bevrijd en aan Europa zijne schatting had opgebragt. Zou het nu ook zijnen invloed onder de Volken hernemen? Het scheen dwaas en vermetel, dit te durven denken, te meer, nadat men, eene strook lands, met gouden ketenen aan Oud-Nederland vastgeklonken, ten voormuur had bestemd tegen Frankrijks overmoed. | |
[pagina 80]
| |
Het was vrede; en vrede was het al, waarvan men droomde, nadat men eenmaal was ingesluimerd. Intusschen, M.H., en dit moet ik u vooraf doen opmerken, wij menschen kunnen den waren van den schijnbaren horizont aan den staatkundigen hemel niet onderkennen. Moeijelijker dan ooit is het, zelfs voor den schrandersten, geworden, om uit de voorhanden verschijnselen, naar waarschijnlijkheid, de toekomst te berekenen. Vreemde bestanddeelen hebben zich, met het gewijzigd verkeer der Volken, in menigte met de hoofdstoffen vermengd: houden deze zich niet vrij, of zuiveren zij zich niet op haren tijd, dan is de omkeering der maatschappelijke orde onvermijdelijk. De geschiedenis van het verledene heeft op vele punten opgehouden, een veilige gids te zijn voor de toekomst; en wil men den stand des staatkundigen barometers naar beursberigten of de verschillend gekleurde opiniën van dagbladschrijvers opmaken, men bevindt zich dan als in een' doolhof, en is aan het spel van meeningen en hartstogten ten prijs. Weinig vertrouwen is er met dat al op die openbare meening te stellen, waar de beginselen van waarheidsliefde en goede trouw aan het eigenbelang of de eerzucht worden ten offer gebragt. Het is de drukpers, die ‘openbaring van allen door allen,’ zoo als de la martine haar noemt, die het tooneel van den strijd van het oorlogsveld tot het gebied des menschelijken verstands, heeft overgebragt. Onder hare gelederen schaart zich zoo menigen onmondigen, die tijd en krachten, dikwijls met verzuim van zijne dierbaarste belangen, voor dezelve veil heeft. Zij spant de vierschaar, voor welke zij, bevoegd of onbevoegd, Overheden en Koningen daagt, en hen verantwoordelijk stelt voor het, naar hare wijze, begrepen belang der Natiën. Konde die regtbank nu besluiten, om met evenveel onpartijdigheid de Volken te waarschuwen tegen overdrijving en de daaruit ontstane ultra's, als het den Vorsten slechts raden moest, om op de behoeften van hunnen tijd en volk naauwlettend acht te geven, en door heilzame hervormingen de omwentelingszucht in hunne Staten te beteugelen en te voorkomen; de geest des opstands had niet zoo spoedig reeds in Spanje en Napels gewoed. Een karel de X was niet zoo ligt een werktuig van Adel- en Priesterheerschappij geworden, en de bourbons waren met hem op den troon gebleven. Het zou aan anderen het voorbeeld en de aanmoediging, zoo als in Bel- | |
[pagina 81]
| |
gië, hebben bespaard, en geene gedrogtelijke Unie zou dáár ooit, onder het vaderlijk bewind van eenen wijzen Koning, zijn tot stand gekomen. Dat vaderlijk bestuur zou ook elders den opstand, waar die anders het meest van allen scheen gewettigd, hebben vermijd, in stede van nu door de kracht der wapenen te zijn verplet. Pruissen, hoewel sterk door het openbaar gevoelen en slechts naijverig op zijne regten tegenover vreemde aanmatigingen, zou niettemin op zijne hoede zijn, om het uur der geboorte te berekenen eener Constitutie, in eene koninklijke belofte gegrond. Wat meer is: een kleinen Staat, gelijk ons Vaderland, in de gegevene omstandigheden Europa ten voorbeelde, zou de eer der Constitutionele vrijheid voor het oog der Vorsten niet hebben behoeven te regtvaardigen. Met één woord: al wat wèl denkt in Europa zou het oproer evenzeer geschuwd en gefnuikt hebben, als het den opstand van eene verdrukte Christennatie heeft toegejuicht, en zichzelven bij de ochtendschemering van het herrijzend Griekenland gelukgewenscht. Welk eene toekomst toen, M.H.! en nu, welk een verleden! Hoedanig een strijd er in het verborgen was gevoerd, zou eerlang door daadzaken voor het oog van gansch Europa aanschouwelijk worden. En inderdaad, de vulkaan was naauwelijks in zijne ingewanden bekoeld, of daar verhieven zich nieuwe rookkolommen. Het schrikspook der Omwenteling vertoonde zich in al zijne afzigtigheid voor de ontstelde verbeelding. Reeds waarde het om in de straten der hoofdstad. De gemoederen, op het ergste voorbereid, verbeidden slechts het teeken. Dat teeken vertoonde zich in de willekeurige besluiten van een' onzelfstandig' Vorst; waarop zich de kreet des oproers alom deed hooren. Een Koning viel van zijnen troon, en zijne Ministers moesten het misbruikte gezag met het verlies hunner vrijheid boeten. Frankrijk voelde zich tot in zijne grondvesten geschokt. Die schok werd ook elders gevoeld. Volken geraakten in opstand tegen hunne Regeringen. Hier werd de opstand bedwongen, en - de bewerkers beklaagd; dáár zegevierden zij, en Europa's magtigste Monarchen schenen huns ondanks zich verbonden te hebben, om, onder den schijn van niettusschenkomst, het oproer te huldigen. Dat waren de gevolgen der Julij-revolutie! Zij werd door de Septemberdagen gevolgd; en wij, M.H., moesten het ons aangeboden bezit van hetgeen, waar- | |
[pagina 82]
| |
voor wij den prijs hadden betaald, om niet ons zien ontrooven. Doch wij laten gaarne aan afvalligen den roem van zich trouweloos te hebben losgescheurd, om dien met anderen te deelen, of liever, als een droppel in een' naburigen oceaan, verzwolgen te zien. Europa's Mogendheden mogen inmiddels op hunne hoede zijn; want die voormuur met zijnen ring van vestingen ligt ingestort, en op deszelfs puin zal welligt de Adelaar zich eens een eigen nest bouwen! Wie is hier vermetel genoeg, den sluijer der toekomst op te heffen? - Daar kwam van achter de rotsen van Albion eene vriendelijke hand, die zich naar de overzijde van het Kanaal uitstrekte. Hetgeen nooit gehoord was, het Luipaard dáár aan gindsche kusten verbond zich met den Adelaar van het Zuiden, en met dezen de zelfzucht en de overmoed, om het onregt en geweld voor het oog der Volken te wettigen. Het nam een levendig deel in de onregtvaardigste zaak, en billijkte zelfs, ten koste van welgeslotene verdragen, de eischen onzer tegenpartij; terwijl het acht jaren lang een Volk, aan gene zijde van de Pyreneën, door vloek en moord zag overstelpt, en inmiddels - eenige nietswaardige ondersteuning uitgezonderd - onverschillige aanschouwer bleef. - Ontzet u, M.H., over de Natie, waar de oproergeest tot zes malen toe den arm tot Koningsmoord wapent; maar beeft nog meer voor den Minister, die, om de gunst van zulk eene Natie, alles op het spel zet. Een slapelooze nacht welligt, en daar verrijst in de ziel diens éénen het denkbeeld, om, door het vermolmend gebeente des veroveraars, de roemzucht der Natie nog meer te ontvlammen, Europa tot verontwaardiging te tarten, ja de misdaad zelve, in den persoon diens vergoden Tirans, ware het mogelijk, op nieuw ten troon te verheffen. Engeland, dat reeds zoo veel voor een gehuicheld verbond veil had, reikte hem de sleutels van het graf; en terwijl het stof, waaraan, - mag ik zoo spreken? - de vloek van Europa kleeft, wordt opgedolven, zijn het weder andere belangen, die scheiden, wat kort te voren onlosmakelijk scheen. Daar verheft zich uit het Oosten de kreet des opstands, als moest het de tegenwerping ontzenuwen, dat de hier geschetste rampen slechts tot het gevolg van een Christenvolk behooren. Een Vazal staat op, in een werelddeel, waarin geene Christenmogendheid, om | |
[pagina 83]
| |
zoo te spreken, een voetbreed gronds bezit, buiten de ons ontnomen parel aan deszelfs uiterste spits, en het roofnest, om welks bezit Frankrijk te vergeefs kampt en zijne kinderen en schatten op het spel zet; die Oproervorst dreigt het reeds wankelend gebied zijns Meesters met den ondergang. Europa's Mogendheden, onderling naijverig, bieden zich hem tot schutsheer en helper aan. Frankrijk weigert er deel aan te nemen - en nu dreigen van nieuws de kansen des oorlogs Europa in bloed en tranen zich te zien baden. Zal het Frankrijks roem of zal het zijne schande zijn? De staatkunde onzer Eeuw moge het beslissen; doch er is een, die de geheime bedoelingen kent en oordeelt. Daarom ook, M.H., één uitzigt blijft ons overig. Ons lot, het lot der Volken hangt aan den evenaar in de hand des Opperbestuurders. Op nieuw is het donker van rondom; maar wordt de wensch van het welgestemde hart, dat vrede en godsvrucht ademt, vervuld, dan vereenigen zich, op den wenk van eenen de la martineGa naar voetnoot(*), die zelfde Monarchen, om het beschaafde, vooral Christelijk beschaafde Westen, ten zegen te stellen van het ééns zoo bevoorregte, maar thans diepvernederd Oosten, waardoor tegelijk Europa van zijne overbevolking zal worden ontlast, het evenwigt onder de Volken hersteld, en het geluk der Natiën te eerder op regt en waarheid zal worden gevestigd, als de hoop op eenen eeuwigen vrede minder een droom zal zijn, maar zamensmelten met het geloof aan die ééne belofte: de Aarde zal vol worden van de kennisse des heeren, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken. En gij, mijn Vaderland! dat daar gebogen gaat onder den druk der tijden, waardoor zult gij uwe regten onder de Volken van Europa handhaven? Daardoor, dat gij aan den alouden roem, vaderlandsliefde en vrijheidsmin, vereenigd met deugd en Godsdienst, dat plegtanker uwer behoudenis, getrouw blijft. Laat dan troonen om ons heen verzinken en oprijzen, en schepters van de eene hand in de andere overgaan; laat zelfs bezwaar op bezwaar u een gedeelte van den prijs, waaraan het zweet onzer Vaderen hecht, afvorderen: wij weten, waaraan en aan Wien wij ons te houden hebben. Zij dan ook uwe rol zoo schitterend niet als weleer, uwe bestemming is nog dezelfde, van, als het | |
[pagina 84]
| |
brandpunt van orde en ware vrijheid, aan Europa het voorbeeld te geven, waarin het geluk der Volken gelegen is. Dat, wat ook wankele of valle hier beneden, de Godsdienst immer de hoeksteen van den Staat blijve! Hoe men dan ook verschille omtrent den vorm, geluk zonder ware vrijheid, en deze zonder deugd, is eene hersenschim, welke, door eene onreine verbeelding geteeld, slechts bij eenen bedorvenen tijdgeest te huis behoort.
's Gravenhage, November 1840. C.J.v.H. |
|