Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841
(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijPeter de Groote te Astrakan en koopman Kurotschkin.Ontegenzeggelijk heeft peter, door zijnen verheven geest en groote hoedanigheden, bijna ongeloofelijke dingen tot stand gebragt; maar ook schijnt het, alsof niet zelden de Voorzienigheid zelve hem lieden toevoerde, uitmuntende in ijver voor den troon en vurige liefde voor hun vaderland. Zoo, bij voorbeeld, verscheen, gedurende 's Keizers verblijf te Astrakan, voor hem de koopman pankraty kurotschkin, om hem met zijne behouden aankomst geluk te wenschen. 's Keizers paleis lag van kurotschkin's woning slechts ongeveer honderd roeden verwijderd. Nadat kurotschkin twaalfman zijner werklieden, welke men te Astrakan Musuren noemt, hunne zondagskleederen had doen aantrekken, stelde hij elk van hen duizend zilverroebels ter hand, en begaf zich met hen naar den Monarch op weg. Dit gebeurde 's morgens vroeg, toen de Keizer pas opgestaan was, en, volgens zijne gewoonte, op het balkon heen en weder wandelde. Toen peter de naderende processie gewaar werd, kon hij niet begrijpen, waarom hem dit vroege bezoek gebragt werd. Inmiddels treedt kurotschkin binnen, laat zijn volk in het voorvertrek achter, en gaat stoutelijk door tot in de zaal, waar de Keizer hem reeds verbeidde. Den Monarch ziende, buigt kurotschkin eene knie, en spreekt trouwhartig: ‘Onze vaders en voorvaders hebben ons geleerd, hen, die tot ons komen, met zout en brood te verwelkomen: neem dus dit van ons aan. Heer! als eenen tol van opregten ijver. -’ ‘Waar is dan uw zout en brood?’ vroeg de Keizer glimlagchende. Kurotschkin opende nu de deur van het naaste vertrek, en de werklieden legden het medegebragte geld aan de voeten van den verbaasden Monarch. Hem voor zijne goede gevoelens gedankt hebbende, vroeg peter hem naar zijnen naam en woonplaats, en voegde er bij, dat hij thans wel | |
[pagina 53]
| |
geen tijd had om lang met hem te spreken, maar dat hij hem met de Keizerin zou komen bezoeken. - Inderdaad kwamen, op eenen hiertoe bepaalden dag, de Keizer en de Keizerin met hunnen ganschen hofstoet naar kurotschkin, die midden op de straat, waarin zijne woning lag, zijne verhevene gasten stond op te wachten. ‘Welkom hier, groote Keizer!’ sprak de gastheer. - ‘Maar, waar is dan uw huis?’ vroeg de Keizer, toen hij, op het binnenplein getreden, er niets zag dan glasdeuren en eene hooge omheiningGa naar voetnoot(*). Tot antwoord werden de vorstelijke gasten in eene aarden hut genoodigd. In dit schijnbaar armelijk verblijf vond de Keizer, tot zijne verbazing, zindelijke, welingerigte kamers, kassen met kostbaar zilverwerk, terwijl vloer en wanden met schoone Perzische tapijten bekleed waren. Hoogst tevreden over de opregte trouwhartigheid van zijnen gastheer, verlangde de Keizer, op zijn horologie gezien hebbende, brandewijn, en werd daarop in eene afzonderlijke kamer gebragt, waar reeds alles tot het ontbijt gereed stond. Tot een ure bleef de hooge gast bij kurotschkin, en, alstoen aanstalte makende om het huis te verlaten, werd hij verzocht er ook nog het middagmaal te willen houden. Hieraan voldoende, zette peter zich aan tafel, deed kurotschkin naast zich plaats nemen, en onderhield zich gedurende den geheelen maaltijd met hem over Perzië, welk land de Astrakansche koopman naauwkeurig kende, daar hij het, in handelszaken, meermalen bezocht had. Bij het afscheidnemen werd aan peter, door kurotschkin's vrouw, eene zilveren kom vol goudstukken gebragt, als eene hulde van dankbaarheid voor dit onvergetelijk bezoek. De brave familie kreeg bevel, den volgenden dag op het paleis te verschijnen, waar zij zeer vriendelijk ontvangen en op thee onthaald werd. Op de terugreis uit Perzië liet peter niet na, kurotschkin andermaal te bezoeken, en verleende hem, waarschijnlijk om dezen tijd, de 40 à 50 | |
[pagina 54]
| |
wersten van Astrakan gelegene zoutmeren, waar nog tot op den huidigen dag het verzameld wordende zout het Kurotschkische genoemd wordt. |
|