De goede oude tijd.
In de Middeleeuwen, van de tiende tot de veertiende eeuw, bezaten de Duitsche Keizers een zonderling regt op het vrouwelijke geslacht. Wanneer de Keizer, of Koning, in eene stad vertoefde, en iemand van zijnen hofstoet eene schoone of rijke burgerdochter in het oog kreeg, sprak hij zijnen heer om dezelve aan. Deze zond alsdan terstond zijnen Maarschalk voor het huis van het meisje, dat begeerd werd, en deed uitroepen:
Höret zu, ihr Herren überall,
Was gebeut der Kaiser (König) und Marschall.
Was er gebeut, und das muss seyn:
Hier ruf ich aus NN. mit NN.
Hierop waren de ouders of voogden gehouden, de verlangde persoon uit te leveren. Men kan denken, dat dit aan de ouders en dikwijls ook aan de meisjes weinig beviel, even min