zaam gezegd; en door het beschouwen van deze tweede Aflevering vindt hij geene reden, om iets in het minste van zijn oordeel terug te nemen. Zij draagt, even als de vorige, op nieuw blijken van de hartelijkste welmeenendheid des Schrijvers, om de beoefening van de Christelijke Leer in gemoed en doen te bevorderen, waartoe zij veel goeds bevat, dat altijd verdient behartigd te worden; maar zij draagt evenzeer de menigvuldigste blijken van eene gebrekkige uitlegging en toepassing der Heilige Schrift, van gehechtheid aan eene stijve onevangelische Dogmatiek, van overdrijving der Moraal, en van zucht tot allegoriseren en vergeestelijken, die eerder een' spottenden glimlach, dan een' ernstigen blik in zichzelven kan teweegbrengen. In korte woorden, zonder het altijd blijvend goede, dat ook hier gevonden wordt, te miskennen, houdt Rec. zich volkomen overtuigd, dat dit werk niet alleen niet op de hoogte van den tegenwoordigen tijd staat, maar ook, als geschrift der 17de Eeuw beschouwd, niet zoo naar zijnen tijd voortreffelijk is, dat het nog heden verdient en nuttig is voetstoots vertaald te worden.