Apollyon niet (215); Euroclydon wel (213), Sammyel niet (ald.). Ook de oude Geschiedenis moet hare groote mannen leenen tot schoorsteenpopjes in den stijl des Heeren B. Wij zullen, om den schijn van onbewezene magtspreuken te ontgaan, één proefje, voor den voet opgeraapt, uitschrijven; het is tevens een staaltje van vergelijkingspronk: ‘Even als het grimmig everzwijn, in de wouden van Lonka, door de scherpe pijlen der boschbewoners aangerand, en door de klaauwen der honden geteisterd, met een vreesselijk geweld zijne borstels doet rijzen, en zich, met de puntige tanden, brullende onder de aanvallers werpt, tot dat het in het eind, door wond op wond, na den hardnekkigsten wederstand, huilend ter aarde stort, even zoo vochten eenigen der Friezen langen tijd wanhopig; doch weldra moest hunne woede zwichten voor de tegenwoordigheid van geest en vastheid van besluit, voor die koele beradenheid, welke den Heer van brederode, even als den Spartaanschen agesilaus, nimmer verlieten. Niet als een decius, die, uit zwakheid van geest, zich ongewapend in het midden der vijandelijke gelederen wierp, om daardoor - gelijk hij meende - de onderneming te doen gelukken, maar bezadigd en onverschrokken, even als pericles’ enz. (bladz. 79.)
Eindelijk (want het lust ons niet, al het smakelooze in dezen Roman voor den dag te halen) noemen wij daarvoor, als bewijs, de doorkijkende eigenliefde van den Schrijver. Den zelfbehagenden omhaal, bladz. 9, 22 en elders, wijzen wij alleen aan; maar waartoe moet Graaf jan, bladz. 17 volg., Engelsch spreken? Opdat men wete, dat J.F.B. het kan schrijven? Anders is het al zeer ongemotiveerd, en het was van wolfaart van borselen niet zeer hoffelijk, den Graaf in het Hollandsch te antwoorden, ofschoon de eerste er ook nog al weder eene tirade over heeft, en er ook al Fransch doorheen wordt gelapt. Welk een ellendige wansmaak! Zoo verraadt het ook zeer weinig smaak, wanneer men uitvalt op beschrijvingen ‘van tafels, stoelen, kandelaars, kabinetten en wat dies meer zij, alleen voor uitdragers of vendumeesters belangrijk,’ daar juist in het ongezocht bekend maken met de zeden en gewoonten des onderstelden tijdperks het fijne van den historischen Roman zit, en er in onze taal voorbeelden van bestaan, bij welke de pen van den Heer J.F.B. bij lange na niet halen kan.