Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841
(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederland en Zweden in staatkundige betrekking. Van Gustaaf Wasa tot Gustaaf Adolf. Door Mr. G.W. Vreede. Iste Aflevering. Te Utrecht, bij N. van der Monde. 1841. In gr. 8vo. X en 102 bl. f 1-10.Sinds geruimen tijd bepaalde de Schrijver bij voorkeur zijne letteroefeningen tot de kennis van het staatkundig verkeer der Nederlandsche Republiek met vreemde Mogendheden, en schetste in een vóór eenige jaren uitgegeven geschrift de verdiensten van onze wakkere Republikeinen in het vak der Diplomatie. Aangemoedigd om in dit vak als geschiedschrijver op te treden, oordeelde de Schrijver, dat, wanneer hij aan deze aanmoediging gehoor gaf, men regt had te verwachten, dat liefde tot de waarheid en zucht naar grondige bewerking hem tot ijverige gebruikmaking van de beste hulpbronnen zouden bewegen. Bij de milde ondersteuning, die hem ten deel viel, werd des Schrijvers keuze, om de reeks van zijne bijdragen tot de Geschiedenis der Nederlandsche Diplomatie met Zweden te openen, eenigermate daardoor bepaald, dat tot de handschriften, die hem allereerst ter inzage werden aangeboden, juist eenige niet onbelangrijke behoorden, die op Zweden betrekking hadden. Daarenboven ‘wie de Verhandelingen der Heeren meerman en | |
[pagina 616]
| |
falck kent, de eeneGa naar voetnoot(*) over den invloed, welken christiaan II, Koning van Denemarken, Noorwegen en Zweden, op de Geschiedenis van ons Vaderland gehad heeft, de andereGa naar voetnoot(†) over den invloed der beschaving van de Nederlandsche Natie op de verlichting van de Noordsche Volken; wie later het werk las, getiteld; lodewijk de geer,Ga naar voetnoot(§) aan een' waardigen nazaat van den beroemden man toegeschreven, zal niet vragen, welke banden Nederland en Zweden vereenigen.’ - Deze eerste Aflevering bevat het eerste Boek. Van gustaaf wasa tot gustaaf adolf. (1523-1611.) Bijlagen. Aanvullingen. Van het tweede Boek behelst deze Aflevering nog slechts het eerste Hoofdstuk: Van de aanvaarding der Regering door gustaaf adolf tot den val van oldenbarneveld. (1611-1618.) Wanneer men in aanmerking neemt, dat eerst na de vestiging van beider onafhankelijkheid de Vereenigde Nederlanden en Zweden in eene geregelde staatkundige betrekking konden treden, zal men overtuigd zijn, dat deze eerste Aflevering meestal slechts de belangrijkheid der volgende gedeelten van het werk kan doen vooruitzien. Intusschen doet hetgeen thans geleverd wordt die verwachting hoog spannen. De Schrijver geeft overal blijken, dat zoo wel van tot nog toe ontoegankelijke of voor het minst ongebezigde bronnen door hem met vlijt en naauwkeurigheid gebruik is gemaakt, als dat tevens de nieuwste geschriften, en vooral de voortreffelijke Geschiedenis van Zweden door geijer, telkens geraadpleegd zijn. Meende de Schrijver de voorafgaande afzonderlijke uitgave van het eerste boek aan den uitgever verschuldigd te zijn, zoo is het te wenschen, dat niets de uitgave der volgende boeken moge verhinderen, en dat zelfs de Schrijver, in de hem sedert opgedragene betrekking als Hoogleeraar aan Utrechts Hoogeschool, nieuwe opwekking moge vinden, om op het ingeslagen spoor voort te gaan, en met hetzelfde gelukkige gevolg zijne geschiedkundige letteroefeningen voort te zetten. |
|