Liedekens van Bontekoe. Door E.J. Potgieter. Te Amsterdam, bij H. Frijlink. 1840. In post 8vo. VIII en 94 bl. f 2-20.
Een lief, bevallig boekje! Het was een gelukkige inval van potgieter, om bontekoe ons voor te stellen, zijne liedjes zingende, terwijl hij met de twee wilden, die zijnen dood bedoelen, in de praauw zit en door zijn gezang zijne woeste vijanden ontwapent. Na eene bevallige beschrijving van het tooneel, verplaatst potgieter ons in goede verzen in het bootje, verhaalt met korte woorden bontekoe's ontmoetingen tot op het tegenwoordige oogenblik, nu hij in de magt is der wilden, die blaken
door lust naar bloed en goud.
Ter sluik was de achterste opgesprongen;
Hem meldde 't vlijmend tandgesis;
De voorste zwaaide met den kris,
En spelde ... doch hij was bedwongen.
Een kleine gift van luttel geld
Had beide een wijl te vreê gesteld.
En nu begint bontekoe te zingen: 't passeren der linie is het eerste vrolijke liedje, los en gemakkelijk gedicht, dat potgieter ons opdischt. Het heeft eene goede uitwerking en stemt de wilden tot vreugd. En schoon de vrome zeeman zich eerst verwijt, dat hij in zijnen nood geen ernstiger toon heeft aangeslagen, hij stelt zich gerust met de gedachte, dat de Heer zelf hem hierin het middel ter zijner redding heeft aangewezen. Er volgen nu een aantal liedjes, alle vrolijk en geestig van inhoud, en telkens afgewisseld door de overdenkingen, welke zij bij bontekoe opwekken, of de schilderingen van de uitwerking, die zij op zijne vijanden hebben. Roeltjen uit de bonte koe, Louw en de Waarzegster, de zeilwagen van Prince Mouringh, Machteld, Papegaaijen-deuntjen, Wijs Klaertjen op 't ijs, Inkeer, Jan Compagnie, en Diewertjen, zietdaar de titels der onderscheidene liedjes. Zal Rec. ze alle een voor een nagaan, om te zien, of er hier of daar ook wat te berispen valt? Liever getuigt hij, dat het inderdaad liedjes zijn, los en gemakkelijk, vloeijend en zangerig of aardig en geestig, soms kunstig door rijm en maat, gelijk Wijs Klaertjen op 't ijs, waarvan het eerste couplet dus luidt: