Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841
(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 562]
| |
Reize om de Aarde, gedaan op het Koninklijk Pruissische Koopvaardijschip Prinses Louize, onder de bevelen van Kapitein W. Wendt, in 1830, 1831 en 1832, door Dr. E.J.F. Meijen; met eenige verkortingen uit het Hoogduitsch vertaald door Dr. G. Acker Stratingh. II Deelen. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1837, 40. In gr. 8vo. 896 bl. f 7-30.Reeds sedert geruimen tijd ziet bovengenoemde vertaling het licht, zonder dat er nog, zoo ver wij weten, in een of ander Tijdschrift eenig verslag van dit werk is gegeven. Dat hetzelve echter allezins verdient, aan het lezend publiek bekend gemaakt te worden, kan genoegzaam deszelfs belangrijke inhoud staven. Het behelst immers eene der nieuwste Reisbeschrijvingen van meer dan gewonen stempel, van de hand eens Schrijvers, welke daarin zoo zeer toont, wat hij voor de wetenschappen was en nog meer had kunnen doen, indien niet de dood hem plotseling te midden van zijne zoo werkzame als roemvolle loopbaan, op eenen nog bloeijenden leeftijd, had weggerukt. Des te dierbaarder is ons zijne letterkundige nalatenschap, en welkom dan ook de vertaling van dit zijn werk in ons land, waar hij zich zelf reeds zoo gunstig heeft bekend gemaakt door het behalen van eenen Eereprijs bij teyler's Genootschap in het vak der Kruidkunde, welke hij vooral beoefende en aan de Akademie te Berlijn onderweesGa naar voetnoot(*). Schoon het hoofddoel dezer van wege den Koninklijk-Pruissischen Zeehandel ondernomene Reis den laatsten vooral betrof, werd nogtans, door de bijzondere gunst van den vorigen Koning van Pruissen, (aan wien dit werk ook is opgedragen) aan meijen, die als Arts en Natuuronderzoeker de reis zou medemaken, ruime gelegenheid gegeven, om daarbij veel land- en volkenkennis op te doen. Hij maakte daarvan dan ook een uitnemend gebruik, en achtte zich verpligt, een uitvoerig berigt van deze Reis te geven, waarvan wij hier eene wat verkorte vertaling ontvangen. | |
[pagina 563]
| |
Het doel toch van den Vertaler was, om niet voor geleerden, maar voor het algemeen beschaafde publiek, dit werk dienstbaar te doen zijn. Hij heeft daarom vooral uitvoerige waarnemingen en opmerkingen van meer zuiver wetenschappelijken aard weggelaten of alleen hoofdzakelijk opgegeven. Van de afbeeldingen zijn ook de voornaamste alleen behouden, namelijk bij het eerste Deel een Gezigt op den vuurspuwenden berg van Maipu in de Cordillera van Chili; bij het tweede Deel een hoogst merkwaardig Plan van Canton en eene fraaije Kaart van Chili en Peru, die bij het eerste Deel meer behoorde, maar om redenen achter het werk is gevoegd geworden. Hierdoor werd het mogelijk, om, hetgene het oorspronkelijke werk in twee zware boekdeelen in 4to bevat, in twee octaafdeelen en voor een' veel minderen prijs te leveren. Beide Deelen bevatten in zes, weder in Hoofdstukken gesplitste Boeken: I. De overvaart naar de Westkust van Zuid-Amerika. II. Waarnemingen en opmerkingen omtrent Chili. III. Verblijf in Peru. IV. Overvaart van de Westkust van Zuid-Amerika naar China. V. Reis naar het Eiland Luçon. VI. Berigten aangaande China. - De Reiziger begint zijne beschrijving met de afreis van Berlijn naar Hamburg, en deelt ons reeds belangrijke opmerkingen mede over de laatste stad en haren handel. In zijne verdere beschrijving van de overvaart door den Atlantischen Oceaan, treffen wij als zoodanig onder anderen aan die over de handelswegen in die zee; over de Sargasso-Zee en de groote hoeveelheid van de zich dáár ophoopende wierplant; over de vele weekdieren aldaar; weerkundige waarnemingen bij de aankomst in de keerkringsstroek; over het verschijnen der zwaluwen in deze zoo zuidelijke breedte; over het bederf van het water op de schepen en het door hem beproefde nut der dierlijke kool daartegen; over het instinkt van het Loodsmannetje; over de streek der windstilten en de wisseling der passaatwinden; over de temperatuur der liniestreek; over zijne aankomst in Brazilië en zijn verblijf in Rio de Janeiro en hare schoone omstreken; over zijne omzeiling van Zuid-Amerika en de onderscheidene wegen van dezelve, enz. Onder de waarnemingen en opmerkingen omtrent Chili, werwaarts de reis nu ging; zijn vooral merkwaardig die betreffende de stad Valparaiso en haren omtrek, met andere | |
[pagina 564]
| |
kuststreken van Chili het alleropmerkelijkst verschijnsel opleverende van eene verheffing van den aardbodem door uitgestrekte aarbevingen; lezenswaardig zijn verder des Schrijvers binnenlandsche togten van Valparaiso naar Santiago, over welke hoofdstad van Chili hij mede belangrijke berigten geeft; van daar in de Provincie Colchagua naar de Cordillera van San Fernando, naar den Volkaan Maipu en de baden van Colina, van waar hij met een' rijken buit vooral van planten naar Valparaiso terugkeerde en van daar vertrok naar Coquimbo en voorts naar Copiapó, van beide deze havens en de stad, alsmede de nog zoo weinig bekende Provincie Copiapó, welke hij bezocht, ons eene fraaije schets gevende. - Van Copiapó reisde de Schrijver naar Arica in Peru. Niet minder onderhoudend is hetgene hij ons verhaalt van zijn verblijf in en de togten door dat land, als die naar Tacna, naar het Alpenmeer van Titicaca met deszelfs schilderachtige en vruchtbare omstreek; voorts naar de stad Puno, van waar hij terugkeerde, over de Atlos di Toledo en Arequipa, hier nog den volkaan van dien naam bezoekende, naar de haven van Islay aan de kust der Stille Zee, en eindelijk zijne overvaart van hier naar Callao of de haven van Lima en deze hoofdstad van Peru, over welke stad en Republiek ons hier veel gewigtigs wordt medegedeeld. - In zijn verhaal van de overvaart van de West-Kust van Zuid-Amerika naar China geeft de Schrijver, na een overzigt over de heerschende winden en stroomen in de Stille Zee en van de handelswegen tusschen beide landen, eene treffende schildering van den toestand der Sandwicheilanden, vooral van het eiland Oahu, dat hij naauwkeurig opnam. Daar hij tweemaal China heeft bezocht, vond hij beter, de berigten over dit Rijk bijeen te voegen en de beschrijving van de reis van Macao naar het eiland Luçon te laten voorafgaan, in welke beschrijving inzonderheid onze opmerking verdienen de mededeelingen aangaande de hoofdplaats Manilla en zijne togten in het binnenland van Luçon, zoo rijk aan natuurlijke bijzonderheden, en voorts hetgene hij over den handel enz. der Philippijnen in het midden brengt. - De berigten over China zijn misschien wel de belangrijkste, ook omdat dit zonderlinge Rijk thans weder zoo zeer de aandacht van Europa heeft gaande gemaakt. Men verneemt hier, wat er is van den beruchten, thans geheel verbodenen opium-handel; men leest met genoegen | |
[pagina 565]
| |
des Reizigers uitstap naar het eiland Lantao, zijne reis naar Macao en de bijzonderheden, deze stad en het schiereiland van dien naam betreffende; zijne beschrijving van het eiland Lintin, van de vaart naar Canton, en vooral van deze stad en hare omstreken, zoo wat fabrijken, handel, als de leefwijze enz. der Chinezen betreft, welk alles hij gelegenheid had tot in bijzonderheden te kunnen nagaan. En hiermede eindigt het werk; want de terugreis naar Europa, welker beschrijving in het oorspronkelijke grootendeels slechts uit een meteorologisch dagboek bestaat, is in de vertaling weggelaten. Men kan uit deze beknopte opgave van den voornaamsten inhoud des werks deszelfs rijkdom aan wetenswaardige zaken opmaken, die tevens even klaar als getrouw en eenvoudig beschreven zijn, hoezeer het niet aan zelfs schilderachtige tafereelen ontbreekt; kortom, men zal den kundigen en opmerkzamen Schrijver, al is het niet overal even gaarne, meestal met genoegzame belangstelling volgen, en deze reisbeschrijving verdient, als eene niet alleen aangename, maar ook nuttige lectuur, boven zoo vele het hoofd en hart ledig latende geschriften van den dag eene plaats in onze beschaafde leescirkels, waarvoor het vooral bestemd is. Wat nu nog de vertaling zelve aangaat, dezelve komt ons voor wel met vlijt en zorg behandeld te zijn, maar nog al hier en daar, vooral in het Iste Deel, eene onbedrevene hand te verraden, die zich ook niet zelden aan Germanismen schuldig maakt. Wij willen echter den Vertaler hierover niet hard vallen, te minder, daar hij zich zelf, volgens zijne Voorrede voor het Iste Deel, van deze gebreken bewust is, en ook werkelijk, zoo als hij daar tevens beloofde, in het 2de Deel voor meer correctheid gezorgd heeft. - Druk en papier zijn de pers van den Heer oomkens waardig; buitengewoon zwaar is zelfs het papier, en geeft daardoor aan de boekdeelen een lijviger aanzien, dan zij anders zouden bezitten.Ga naar voetnoot(*) |
|