Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841
(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 529]
| |
q(uack) niet onwaardig. Immers de verdichte geschiedenis, als Roman beschouwd, boeit de aandacht. Verwikkeling, ontknooping, karakter- en zedenschildering zijn natuurlijk, levendig, krachtig en getrouw. De strekking is heilzaam, de stijl over 't geheel schilderachtig en treffend. Men vindt zich verplaatst in het tijdperk, hetwelk de Kerkhervorming onmiddellijk voorafging, en aan het einde zelfs in den tijd, toen het licht, door die aangevangene hervorming ontstoken, zich langzamerhand begon te verspreiden. De Jezuiten waren steeds de listigste en bitterste vijanden van Kerkhervorming en ware verlichting. Dit is mogelijk de reden, dat de tegenwerker van het goede, die den zwakken, doch innerlijke welgezinden ulfried in de zonde trachtte te dompelen, ten einde hem eene walg van het wereldsche te doen krijgen, en hem alzoo eindelijk tot het omhelzen van den kloosterstand over te halen, als een Jezuit wordt afgemaald, ja bl. 240 en elders uitdrukkelijk een Jezuit wordt genoemd. Echter is dit de eenige in het oog vallende en toch niet grove anachronismus. De geschiedenis wordt voorgesteld als gebeurd te zijn vóór en kort na 1517, maar eerst den 22 Sept. 1540 is de orde der Jezuiten door Paus paulus III bekrachtigd. Vóór dien tijd bestond er geene eigenlijke Jezuiten-orde, en zou men niet ligt dezen of genen monnik, gelijk johannes was, hetzij omdat men hem voor een geordend Jezuit erkende, hetzij omdat men hem het karakter van een' Jezuit toeschreef, dien Jezuit hebben genoemd, gelijk de steenhouwers pater johannes (bl. 240) betitelden. Maar, behalve de waarde van het boek als Roman, heeft het nog eene hoogere beteekenis, waarop de Vertaler doelt aan het einde zijner Voorrede, als hij schrijft: ‘Alleen moeten wij aanmerken, dat het Hoogduitsche woord Steinmetz, in onze taal, als steenhouwer, maar ook als metselaar kan worden overgebragt, en dat wij de voorkeur aan het eerste hebben gegeven. Zij, die in dezen Roman iets meer meenen te vinden, dan anderen, zullen dan ook de bedoeling des Schrijvers beter weten te bevatten.’ Geheel de inkleeding, de ingewevene omstandigheden en gesprekken, de schildering der eigenlijke steenhouwers, arbeidende aan den bouw des onvoltooid geblevenen Doms van Keulen, en daar tegenover de schets van den zinnebeeldigen aard der zedelijke of figuurlijke vrijmetselarij, gelijk die uit | |
[pagina 530]
| |
de geheime instellingen der Tempelheeren afkomstig schijnt, door den Schotschen Meester murphy, de zamensmelting dier beide, oorspronkelijk van elkander onderscheidene inrigtingen, zoodat alles zich in ééne, slechts den zedelijken bouw van den tempel der waarheid voortzettende, broederschap oplost; dit alles wijst duidelijk aan, wat de Schrijver aan zijne lezers wil inprenten. |
|