zoo min als:
'k Beveel u, o mijn waarde,
Aan Hem, die 't spruitje ons schonk en ons zoo zalig paarde!
Doch op deze wijze zou Rec. komen tot datgene, wat hij vooral om het doel thans niet opzettelijk wilde: het dichtstuk aan eene billijke, maar strenge kritiek toetsen. Liever wil hij de verzekering geven, dat er goede plaatsen in het vers en niet weinig belangrijke zaken in de aanteekeningen op dit dichtstuk te vinden zijn. De Heer van someren heeft zich ter opsporing van geschiedkundige en plaatselijke bijzonderheden niet weinig moeite gegeven, en de omstandigheden van den Elizabethsvloed, de vreeselijke verwoestingen, daardoor te weeg gebragt, en wat de plaatsbeschrijving van den Grooten Waard belangrijks mogt hebben, met naauwkeurigheid onderzocht. In zijne aanteekeningen is daardoor ook veel wetenswaardigs te vinden, en de kaart, door hem naar eene oude geteekende kaart geleverd, geeft daaraan eene nieuwe belangrijkheid.
Er is dus, buiten het hoofddoel, in dit boekdeel genoeg te vinden, wat tot het aankoopen uitlokken kan. Het poëtische gedeelte staat althans op gelijken trap met de overige poëzij van den Dichter, die zichzelven wel niet onder onze eerste Dichters zal rangschikken. Het historische en plaatsbeschrijvende verdient de opmerkzaamheid van den liefhebber der oudheid; de uitvoering, wat druk en papier betreft, is zeer goed; ook de plaat is niet kwalijk uitgevallen, en de kaart eene belangrijke bijdrage. Rec. hoopt dus, dat de belangen van de kerk te Kralingen, voor welke de opbrengst van dit werk bestemd is, door de uitgave rijkelijk mogen bevorderd worden, en dat een ruim debiet het weldadige doel van den Dichter en Schrijver gelukkig doe bereiken.