| |
Archief voor Kerkelijke Geschiedenis inzonderheid van Nederland. Verzameld door N.C. Kist en H.J. Royaards, Hoogleeraren te Leiden en Utrecht. IX, X en XIde Deel. Te Leiden, bij S. en J. Luchtmans. 1838-1840. In gr. 8vo. 1154 bl. f 13 - :
Wij kondigen hier de drie jongste Deelen aan van het belangrijke Archief, dat evenwel onder een' eenigzins veranderden titel zal worden voortgezet. Zoo beknopt dit ons mogelijk is, willen wij van den rijken inhoud der voor ons liggende Deelen verslag geven, zonder ons evenwel te houden aan de orde, in welke de stukken elkander volgen.
Een hoogstbelangrijk opstel van Dr. e.b. swalue, Predikant te Goes, opent het IXde Deel, onder den titel: De Kardinaal nicolaas van cusa en zijne werkzaamheid als Pauselijk Legaat in Nederland. Het behelst eene bijdrage ter regte beoordeeling, zoowel van cusa's denkwijze en invloed, als van den godsdienstigen en kerkelijken toestand onzes Vaderlands in de tijden der voorbereiding eener Kerkhervorming. Nadat bovenstaande Verhandeling reeds was afgedrukt, vond de geleerde Schrijver tot eene nalezing aanleiding in een opstel van Prof. scharpff, hetwelk in een Duitsch Tijdschrift voorkomt. Bij dit alles behoort nog Aftaat te Dordrecht in 1452.
| |
| |
Als bijlage tot de Verhandeling over cusa is ook dit stuk gewigtig. Het laatste is door Dr. schotel medegedeeld. Men vindt deze stukken bl. 1-115, bl. 233-283 en bl. 501-507. Het portret van cusa deelt Prof. kist mede, Xde Deel, bl. 311, 12.
Tot de meer uitgebreide stukken behoort ook het Levensberigt van den Kardinaal willem van enkevoirt, Dataris van Paus adriaan en Bisschop van Tortoza en Utrecht, door Prof. royaards. Bijgevoegd is een Fac simile der handteekening van w. enkevoirt in 1502 en 1524. Onder de bijlagen, die authentieke stukken behelzen omtrent hem, alsmede omtrent den overgang der temporaliteit van het Sticht op karel V, en berigten omtrent het Apostelhuis te Mierlo, is vooral ook opmerkelijk het Testament van den Kardinaal van enkevoirt, met ophelderende Aanteekeningen van de Hoogleeraren a.c. holtius en h.j. royaards, IXde Deel, bl. 117-232.
Dr. borsius, Predikant te Middelburg, geeft, bl. 285-376, een naauwkeurig Overzigt van het trapswijze toegenomen en bekrachtigde gezag der Geloofsbelijdenis en van den Catechismus, als Formulieren van Eenigheid in de Nederlandsche Hervormde Kerk, van den aanvang der Hervorming tot op de Synode van Dordrecht in 1618 en 1619.
Prof. h.e. weyers deelt twee door job ludolf opgestelde Ethiopische Brieven ook vertaald mede, en levert bij die gelegenheid iets zeer belangrijks over dien beroemden beoefenaar der Ethiopische Letterkunde en Geschiedenis, bl. 377-472.
Als vervolg op het stuk van borsius kan worden aangezien hetgeen Prof. kist bl. 473-500, met Fac simile der handteekeningen, aangeteekend heeft over de onderteekening der Formulieren door Hoogleeraren en Doctoren der Godgeleerdheid, sedert de Synode van Dordrecht, bijzonder aan de Hoogeschool te Leiden. Hoe men ook over dit stuk oordeele, men zal het toch wel aanzien als eene belangrijke bijdrage, om over de waarde der Formulieronderteekeningen naar waarheid te oordeelen.
| |
| |
Behalve deze meer uitgebreide stukken behelst het IXde Deel nog kortere, t.w. De oorsprong en heerlijke werking van het Ambrosiaansche gezang, beschreven door augustinus, bl. 116. Johannes uytenboogaart, eene Anekdote betrekkelijk zijn prediken tegen ligtzinnigheid, bl. 508. Itinerarium gerardi geldenhauzii, uit het oorspronkelijke medegedeeld door Dr. l.j.f. jansen, bl. 509-513. Tabackdrincken, bl. 514. Testament van Joffrou helena van lalaing, uit het Archief van Kulenborg, door Dr. schotel, bl. 515-520. Brief van Prins willem I, betreffende de stichting der Hoogeschool te Leiden, bl. 521-523. De Catechismus van Rosalus, in welke bij het 10de gebod was uitgelaten: Ghy en sult niet begeeren uws naesten huys, bl. 524-527. Onder den titel Acta en Post-acta der Dordsche Synode geeft Prof. royaards een authentiek berigt, door hem uit de Acta, in de Kloosterkerk in 's Hage berustende, afgeschreven, tevens opheldering van hetgeen door hem reeds gemeld was, Kerkregt, D. XI, bl. 185, 186 en 433. Kerkbestuur in Drenthe gedurende den tijd der Republiek, bl. 530-532. Lang en kort haar, bl. 533 volg. en eindelijk, als bijdrage tot de Geschiedenis der Evangelische Gezangen, eene Aanschrijving van den Commissaris-generaal van 17 Maart 1814 betrekkelijk dezelve, bl. 535, 536.
Het Xde Deel wordt door Prof. kist geopend met een stuk, over de betrekking tusschen Kerk en Christendom, het ontstaan der Algemeene Christelijke Kerk, en de oorsprong van het Bisschoppelijk gezag, bl. 1-159. Dit stuk dient tevens tot kenschetsing van het werk, getiteld: Die Anfaenge der Christlichen Kirche und ihrer Verfassung, von r. rothe. In het voorbijgaan wordt hier en daar een beoordeelend verslag van bovengenoemd werk gegeven, meer bepaald echter beschouwd de voorstelling door rothe van de betrekking tusschen Kerk en Christendom, - van het ontstaan der Algemeene Christelijke Kerk, en van den oorsprong van het Bisschoppelijk gezag. Dit
| |
| |
laatste wordt tevens in vergelijking gebragt met hetgeen vroeger daarover door kist in het Archief is voorgedragen.
De Geldersche Synode, in 1580 te Harderwijk gehouden, en de Kerkeorde aldaar vastgesteld voor de Geldersche Hervormde Kerk, is de titel van een stuk, door Prof. royaards bl. 163-181 medegedeeld. Bladz. 183-188 wordt uit de onlangs ontdekte Boekerij der St. Laurentiuskerk te Weesp eene bijdrage geleverd tot de geschiedenis van het oude Convent der Susteren in St. Johan's Clooster te Wesop over die Grobbe. Hiertoe behoort ook nog de aanteekening uit het Memoriebouck van het oude Convent der Susteren te Wesop, bl. 305-307.
Het uitvoerigste stuk is een historisch onderzoek van Prof. kist betreffende het kerkelijke Orgelgebruik, bijzonder in Nederland, bl. 189-304. In zijne soort is dit een uitnemend stuk, hetwelk veel leerzaams behelst. Ons is het niet vergund, van hetzelve uitvoeriger te gewagen. Alleen stippen wij aan eene misstelling bl. 284, noot 136. ‘Het orgel in de Oudezijdskapel onderging eene vernieuwing Ao. 1636.’ Dit moet zijn Nieuwezijdskapel. De eerste heeft tot op dit oogenblik geen orgel. - Verblijdend is het berigt aangaande de inwijding der Evangelisch-Protestantsche Kerk te Freiburg in Breisgau. Het is eene bijdrage tot de geschiedenis der kerkelijke verdraagzaamheid in onze dagen. ‘Mogt de Christelijke geest, die daarin heerscht, veel navolging vinden!’ Dezen wensch deelen wij met den berigtgever. Prof. royaards, bl. 343-357. - Niet zoo verblijdend is hetgeen door kist in een volgend stuk, bl. 359-378, wordt medegedeeld: Het derde Eeuwfeest der Jesuiten-orde, met bijgevoegde Allocutio van den Jezuiten - generaal j. roothaan. Men zou wenschen, dat dit stuk niet echt ware; en echter, volgens nader berigt bl. 398, 399, schijnt het echt te wezen. Het nil mirari geldt, helaas! deze nimmer rustende onrustige Paters in allen deele.
Van mindere uitgebreidheid, maar daarom niet zonder belang, zijn: Hoe gebruikte men den Bijbel in de Kloosters? bl. 160. Jejunium, bl. 182. Veertigdaagsche Af- | |
| |
laten, verleend tot opbouw der Buurkerk te Utrecht in 1434, bl. 308, 309. Jacobus sterremontius, bl. 310. Manifest teghen dry Predikanten, van Prins mauritz, bl. 313-315. Alexander morus, bl. 316. Proeve van Theologie en Catechetiek uit de XVIIde Eeuw, bl. 317, 318. Wederopneming van de breton in de gemeenschap der Walsche Kerk te Emden den 24 Junij 1700, bl. 319, 320. Proeve van toezigt op de leer in eene der kleinste Gemeenten onzes Vaderlands. Bijdrage tot de Kerkgeschiedenis van Nederland in de eerste helft der XVIIIde Eeuw, bl. 321-327. Het vroegere Kerkbestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk, bl. 328, 329. Iets over den zedelijken en godsdienstigen toestand der Protestantsche Gemeenten in Nederlandsch Oost-Indië, bl. 330-340. Jacobus hobrecht, eenig berigt aangaande dezen Organist van de Domkerk te Utrecht, en wenk om iets naders van dien man te ontdekken, bl. 340. Verzoek om antwoord op de vraag: wiens is de spreuk: In necessariis unitas, in non necessariis libertas, in omnibus caritas? bl. 358. Beschrijving en Afbeelding eener onuitgegeven Bisschoppelijke munt van Utrecht, onlangs bij het slopen van den wal aan de Koepoort te Leiden gevonden, bl. 379-383. Opschrift der Klok te Ter Aa, bl. 384. Merkwaardig stuk, betreffende de Nederduitsche Hervormde Gemeente te Keulen in den jare 1619, en
bijzonderheden over den daarin betrokkenen Predikant nicolaas de la planque, medegedeeld door Mr. j.t. bodel nijenhuis, bl. 386-397.
Het XIde Deel behelst de Registers, voldoet in allen opzigte aan het kenbaar geworden verlangen van velen, en maakt het zeer gemakkelijk, hetgeen in de tien Deelen verspreid is op te zoeken en te gebruiken.
Naar den aard van het aangekondigde werk kon ons verslag niet anders zijn dan het is geworden, aanwijzing van hetgeen hier is te vinden. De stukken zelve mogen als zoodanig niet door ons beoordeeld worden, maar wel in zoo verre zij eene plaats in dit Archief beslaan. Het Archief heeft blijkbaar de strekking, om de Geschiedenis
| |
| |
alleen uit hare eigenlijke bronnen te putten; om daartoe aan het licht te brengen, wat, tot schade der wetenschap, nog in het verborgen schuilde; en om de behandelde onderwerpen niet met een' vlugtigen blik te overzien, maar overal, zooveel mogelijk, tot in den grond der zaken door te dringen, en alzoo een diep en naauwkeurig onderzoek tot het hoofddoel van alle streven te stellen. Miskent men deze strekking niet, dan zal al het geleverde, het eene meer, het andere minder, dit ligt in den aard der zaak, belangstelling vinden, en met graagte en dankbaarheid aangenomen worden. Erkentelijk voor hetgeen geleverd is, zie men dan ook hetgeen te wachten is met vertrouwen te gemoet, ander toewensching van gezondheid, lust en moed aan beide de Hoogleeraren, om op nieuw veel, dat niet minder dan al het voorgaande belangrijk is, te leveren.
|
|