zelfden. Te Amsterdam, bij J.G. Kemper. 1841. In gr. 8vo. 8bl. f : - 15.
In het slijk om te wroeten, in de hoop van paarlen te zullen vinden, is groote dwaasheid; eene dwaasheid, waaraan de Muze van den Heer mohrman zich schuldig schijnt te maken: want wansmakelijker onderwerpen, dan zij ter behandeling kiest, laten zich weinige denken. Het eerste vers wordt eene berouwhebbende hoer in den ergsten zin des woords in den mond gelegd. De liefjes uit de daarop volgende Romance moeten beide in de kraam. Het derde stuk hekelt een huwelijk tusschen een' jongman van vijfentwintig en eene vrouw van achtenvijftig jaar, en munt waarlijk ook niet uit door kieschheid. In het eerste stuk zijn overigens enkele goede brokken, maar de Romance is ellendig. Het hekeldicht vrij laf. Wij raden den Heer mohrman niet, om een' bundel op te disschen, wanneer hij niets beters en smakelijkers heeft aan te bieden.