name plaats innemen. De brief van niebuhr verdient wel door alle jonge Philologen gelezen en behartigd te worden. De beroemde Schrijver deelt daarin aan een' jongen vriend eenige denkbeelden mede over het inrigten zijner letteroefeningen; hij dringt aan op eene bedaarde en grondige studie van de meesterstukken der oudheid en op eene zorgvuldige beschaving van den stijl. De Hoogleeraar jacob heeft dezen brief met de Levensschets ter inleiding afzonderlijk uitgegeven en met vele aanteekeningen voorzien. De Vertaler achtte die, even als wij, wel eene overbrenging in onze taal waardig, en heeft die ook met eenige aanmerkingen verrijkt. De vertaling is vloeijend en doorgaans vrij van Germanismen; en wij zijn van gevoelen, dat de Heer boot hiermede aan onze Letterkunde eene betere dienst bewezen heeft, dan zoo vele overbrengers van zoutelooze of overdrevene voortbrengsels onzer Duitsche naburen.
Niebuhr verdient bij ons, als geleerde en geschiedonderzoeker, meer bekend te worden, dan hij tot nog toe is geweest. Hij is met zijn' genialen blik in de duisternis der Romeinsche oudheid gedrongen en heeft hierin over vele zaken een helderder licht doen opgaan. Hij moge hier en daar wel eens eenige bestaande voorwerpen als nevelen, en eenige nevelen als bestaande voorwerpen hebben aangezien; maar hij was de eerste, die de wetten der nieuwere geschiedkundige kritiek op de geschiedenis van het oude Rome toepaste. Zijne onderzoekingen over de eerste Italische volken, den oorspronkelijken regeringsvorm der Romeinen en de lotgevallen van dien regeringsvorm tijdens het Gemeenebest, den uitslag van den strijd tusschen de Patriciërs en de Plebs, zijn zoo vele onschatbare gedeelten van zijne Romeinsche Geschiedenis, die door zijnen vroegtijdigen dood is onvoltooid gebleven, dat deze dus aan allen, die zich met een grondig onderzoek der oudheid en regtskunde bezig houden, niet onbekend mag zijn, voornamelijk in vergelijking met de wederlegging van wachsmuth, ueber die altere Römische Geschichte en de Verhandelingen van hüllmann, ueber die Römische Staatsverfassung. Wij verwachten, dat het werkje van den Heer boot tot deze nadere kennis van niebuhr, en zijne degelijke geschriften door vele lezers te verkrijgen, moge bijdragen; hetgeen niet dan eene meer vlijtige studie van Oudheidkunde en Geschiedenis in ons Vaderland kan ten gevolge hebben. Dit zij de vrucht,