Godsdienstige viering van den 6 December 1840; of ernstige opwekking aan Nederlands inwoners, tot het opzenden van het dringend, veelomvattend en zegenrijk gebed voor de regering van Willem II, op hoogstdeszelfs eersten verjaardag, na de plegtige inhuldiging als Koning der Nederlanden, op den 28 November 1840, in eene Leerrede over Psalm LXXII:1, 2, door J.R. de Bruine, Hervormd Predikant te Balk. Te Sneek, bij F. Holtkamp. 1841. In gr. 8vo. 46 bl. f : - 60.
Uit deze langdradige preek, waarvan de langdradigheid van den titel slechts een klein proefje is, waait ons zulk een liefelijke geur tegen van hetgeen men, onnoozel genoeg, voor Gereformeerde regtzinnigheid houdt of uitgeeft; er ligt zulk een ouderwetsche glans op van Goddelijk regt der Koningen; het oog rust zoo bewonderend op veelheid van woorden, zonder kracht van zin; de theocratisch-Israëlitische taal der Profeten klinkt zoo liefelijk, dat Neêrlands Sion zonder twijfel de luisterende aandacht zal schenken aan de schoone en dringende vermaningen, die hier onder eenen rijken en verkwikkenden stortvloed van vele Bijbelsche, Godgeleerde en zielroerende woorden tot het volk des Heeren worden gerigt.
Wij, neologische, nieuwerwetsche, ons blootelijk met woorden van menschelijke wijsheid ophoudende, maar door Gods geest niet onderwezene Letteroefenaars, zoo als men ons in gindsche school noemt, wij moeten ons vergenoegen met de aanprijzing, om voor den Koning te bidden, ons aan zijn bestuur gehoorzaam te gedragen, en door eenen Christelijken wandel den vaderlande tot sieraden te zijn. Dit een en ander maakt de grondtoon uit; waarom het ons zeer spijt, dat de Heer de bruine deze zijne opwekkingen met zulk eene dunne soep heeft overgoten. Men diende het best op een vergiettest voor.