Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841

Catharina Herman en de Watergeus. Twee Verhalen door J. Honig, Jzn. jr. Te Amsterdam, bij C.L. Schleijer. 1840. In gr. 8vo. 248 Bl. f 2-50.

Deze Verhalen verplaatsen den Nederlandschen lezer in dat

[p. 399]

tijdvak der geschiedenis van zijn vaderland, welks herinnering hem steeds dierbaar behoort te blijven, en welks beoefening tevens ten spoorslag kan verstrekken tot aankweeking van die voorouderlijke deugden, van welke het zoo vele navolgenswaardige voorbeelden oplevert. Moge ook al de gestrenge kunstregter in deze Verhalen eenige meerdere waarschijnlijkheid wenschen, dan hij daarin aantreft; de getrouwe schildering van de zeden, gewoonten, godsdienstige en staatkundige gevoelens van onze voorvaderen, gedurende den worstelstrijd tegen de vreemde overheersching, de aanprijzing van getrouwheid aan de Godsdienst en het vaderland, van eerlijkheid en kuische huwelijksliefde, doen des Schrijvers arbeid de aanbeveling verdienen aan ons lezend publiek. Door breedvoeriger verslag, en door eene opgave van den hoofdzakelijken inhoud dezer beide Verhalen, zouden wij, bij derzelver eenvoudigen gang, den lezer voor een gedeelte van het genoegen der lezing berooven, en besluiten dus onze aankondiging met den wensch, dat zij door onze landgenooten gunstig mogen ontvangen worden, waartoe wij niet twijfelen, of het onderhoudende van den stijl en verhaaltrant zal grootelijks medewerken.