Heidebloempjes. Door Catharina Vastrik. Te Rotterdam, bij T.J. Wijnhoven Hendriksen. 1839. In kl. 8vo. VIII en 158 bl. f 1 - :
Rec. is niet gaarne onbeleefd jegens eene Vrouw, en weet daarom niet, wat hij over dit bundeltje zeggen zal. Hij erkent den goeden geest, dien deze stukjes meestal ademen. Maar hij gelooft toch, dat men aan de maakster geene dienst heeft gedaan, door haar tot de uitgave te raden. Hare rijmen zullen zeker, in den huiselijken of vriendenkring gelezen, met genoegen worden gehoord, waar de feilen en zwakke plaatsen om de goede bedoeling ligt verschooning vinden, of naauwelijks worden opgemerkt. Maar het is iets anders, met diezelfde stukjes voor het publiek te treden. Dat vordert meer, en heeft niet veel aan Heidebloempjes, gelijk deze. De uitgever zegt, dat ze het karakter van nederige eenvoudigheid bezitten. Dat is in zekeren zin wel waar; maar ze zijn tevens te gebrekkig, dan dat wij er die eenvoudigheid in zouden zien, die het kenmerk is van het ware schoone. Vreemd is de plaatsing van het vers: Aan mijnen ontrouwen Geliefde. Men verschoone ons van het mededeelen van proeven, en de vervaardigster neme onzen welmeenenden raad aan, om zich liever te bepalen tot den kring van hare vrienden en bekenden, en zich niet weder aan de openlijke uitgave harer rijmpjes te wagen. - De uitvoering verdient geen hoogeren lof; zij is minder dan eenvoudig.