| |
Leven van den Zeeschilder J.C. Schotel, Ridder der Orde van den Nederl. Leeuw, enz. Door G.D.J. Schotel, Phil. Theor. Mag. Litt. Hum. Doctor enz., Predikant der Hervormde Gemeente te Lage Zwaluwe. Met het Portret. Te Haarlem, bij V. Loosjes. 1840. In gr. 8vo. 173 bl. f 2-20.
Stortte de doodsmare van den beroemden schotel de geheele kunstwereld in rouw; zag Pictura aan haren diadeem eene schoone parel ontvallen: het deed echter, bij al den weedom, dien de kunst hierdoor ondervond, het kunstgevoel regt goed, dat men van alle kanten er op uit was, om de nagedachtenis van den verdienstelijken man op waardige wijze te vereeren. Welkom waren ons de zangen der Dichters, welkom de offers, in proza en poëzij, door zoo vele vrienden van den afgestorvene, op het altaar der erkentenis en der hulde, gebragt. Eere hebbe Dordrechts burgerij, die den in het schildervak zoo beroemden Meester een gedenkteeken oprigtte! waardoor belangstelling, vriendschap, vaderlandsliefde en kunstzin toonden, dat zij verdiensten wisten te vereeren en talenten op prijs te stellen.
In de rij der bijdragen, tot lof van onzen Schilder prijkende, mag de voor ons liggende Levensschets, als eene zeer bevallige en belangrijke, genoemd worden, daar wij uit dezelve niet alleen schotel's opvoeding en aanleg, de ontwikkeling van zijn kunstgenie, de hooge waarde zijner kunstvoortbrengselen leeren kennen; maar hem als mensch en kunstenaar naar het leven daarin afgemaald zien.
| |
| |
Wij willen van den inhoud, den aard en de belangrijkheid van dit schriftelijke gedenkteeken eenige mededeeling doen.
Van schotel's opvoeding en kunstopleiding vinden wij hier vele bijzonderheden; en het wordt ons kennelijk, dat de zee en hare natuurtooneelen reeds vroeg diepen indruk in de ziel van schotel gemaakt hebben. Lezenswaardig is, wat deswege door zijnen Levensbeschrijver berigt wordt; terwijl het bestuderen der Natuur, zoowel bij kalmte en stilte als bij storm en orkaan, zijne bezigheid uitmaakte. Ook voor den jeugdigen Schilder zijn hier wenken, die hij wel mag ter harte nemen: nimmer ware schotel geworden, dien hij was, indien hij de Natuur niet zoo in hare schuilhoeken bespied en, als 't ware, haar op de daad betrapt had. Zij moest de leidsvrouw des kunstenaars blijven; aan hare hand zal hij nimmer het spoor der waarheid en der schoonheid bijster raken. Schotel ‘bezocht de binnenlandsche vaarwateren, welke hij grondig leerde kennen, en waagde zich op de Noord- en Zuiderzee; soms werd hij door een' hevigen storm overvallen, dien hij met ongeloofelijke krachtsinspanning en voorbeeldelooze volharding doorstond, en meermalen stak hij, tot verbazing van bevarene schippers, bij noodweer van wal, en tartte den dreigenden orkaan.’ Steeds had hij studieboek en potlood in de hand, en schetste beeldjes, watergezigten en schepen; en dat zijne verbeelding, van zijne jeugd af, zich steeds op deze natuurtooneelen en voorwerpen rigtte, wordt ons bl. 13 van de Levensschets zeer naïf medegedeeld. ‘De tafellakens,’ leest men daar, ‘servetten, glazen, boeken, ja de muren der vaderlijke woning droegen blijken van zijnen ijver. Des zondags schrapte hij den honderdmaal herlezen storm op het meer van Tiberias, de schipbreuk van paulus of de overboordwerping van jona in zijn kerkboek, en nimmer vond men hem aan het ontbijt, den middag- of avonddisch, zonder potlood of
boeken.’
Het is bekend, dat de vader van onzen zoo verdienstelijken Zeeschilder eene bloeijende garenfabriek had en een' uitgebreiden binnen- en buitenlandschen handel dreef. De
| |
| |
overheersching van napoleon was ook voor dit middel van bestaan allernoodlottigst; en hoezeer onze schotel zich meer op den binnenlandschen handel begon toe te leggen, opende dit echter die uitzigten niet, welke hij voor zich en zijn gezin verlangde. Met meer ijver legde hij zich dus op de Teekenkunst toe, en verwierf hierdoor eenen waardigen naam, die echter aanmerkelijk in eere steeg, toen hij in 1817 zich als Kunstschilder bekend maakte; en hier worden wij, als 't ware, aan den ingang gebragt dier schitterende galerij van kunstwerken, die door alle tijden heen den roem van schotel en van zijn kunsttalent verhoogen zal.
Nu wordt door den Zoon opgegeven en beschreven de reeks van door zijnen Vader voor particulieren, voor verzamelaars, voor koninklijke kabinetten en Musea geschilderde en zoo vaak tentoongestelde kunstwerken; terwijl het oordeel over derzelver kunstwaarde, zoo als die in binnen- en buitenlandsche geschriften en in bijzondere brieven wordt aangetroffen, hierbij gevoegd is; welk een en ander den vereerder der kunst met een aangenaam gevoel vervult, daar hij den vreemdeling, zoo noode geneigd, in kunst, in taal- en letterkunde, de verdiensten van den Nederlander te erkennen, hier gedrongen ziet, om, voor het oog der geheele kunstwereld, eenen man te huldigen, wiens kunst hem tot den eersten Zeeschilder, van Europa misschien, verhief.
Zoowel om in dit Tijdschrift die getuigenissen van schotel's roem te bewaren, als om de achting voor hem en zijn talent te verlevendigen, dienen de volgende. Zij zetten niet minder eene hooge waarde bij aan de Levensschets.
Voor Lord peel eene schilderij geschilderd hebbende, schreef deze aan den Heer john smith te Londen: ‘Vous aurez la bonte de faire savoir à Monsieur schotel, que son tableau m'a fait le plus grand plaisir, et que je le placerai dans mon gallerie à coté des tableaux de van de velde, auxquels je le trouve en nul cas inférieur.’ Het Kunstblatt (No. 15, 19 Febr. 1827) het zich over
| |
| |
eenige door schotel vervaardigde schilderijen dus uit: ‘In Seestücken ist Hr. schotel von Dordrecht vielleicht der erste der jetzt lebenden Künstler von Europa, wenigstens wen man unsere w. van de velde und bakhuyzen für unübertroffen in diesem Fache hält. Er nähert sich diesen beyden, und hat dann noch etwas eigenthümliches. Seine Lüfte sind voll Bewegung, sein Wasser ist klar und durchscheinend,’ enz. en verder: ‘Seine Stürme sind eben so vortreftlich als eine (l. seine) stillen Gewässer: in der ersten ist er bakhuyzen, in der zweyten van de velde;’ terwijl, ofschoon de kunst van schotel in Frankrijk niet dien bijval vond, welke haar in Engeland mogt te beurt vallen, de Revue universelle, 4e annee, Tom. II. Livrais. VI. pag. 192 het volgende van zijne kunstvoortbrengselen zegt: ‘Schotel compose grandement, ou plutôt il se contente de faire poser la nature devant lui. - Schotel connait la mer, et il ne s'affuble pas de ces incidens impossibles, dont beaucoup de peintres de marines l'enrichissent. Les mouvements de ses navires sont surtout bien en harmonie avec les eaux, qui les soutiennent,’ enz. Voorzeker, bij zulke lofspraken herinnert men zich uit de geschiedenis der kunst de tijden, toen Koningen en Vorsten de werkplaatsen der Schilders bezochten; en staan wij dan verbaasd
over de eere, die een leonard da vinci, rafaël, titiaan en anderen te beurt viel, de Nederlandsche Schilder mag ook niet minder in onzen tijd in dien lof en die eere deelen, en wij gevoelen ons trotsch, eenen schotel te hebben mogen bezitten, wiens atelier zoowel door den hofstoet eener koninklijke Vorstin als door andere aanzienlijken en grooten is bezocht geworden; terwijl de belangstelling van Keizers en Koningen in zijn werk, de vereeringen, die zij hem aanboden, de onderscheidingen, waarmede zij hem begiftigden, het bewijs opleveren, hoezeer zijn schildertalent de wereld door bekend en beroemd was.
Ref. heeft de Levensschets van den Zeeschilder schotel, waarin van zijne kunstwerken tevens zulk een uitvoerig verslag gegeven wordt, met genoegen gelezen. Hij be- | |
| |
dankt den verdienstelijken Zoon des beroemden Vaders, dat hij zelf de pen heeft opgenomen, om aan het verlangen van kundige mannen en dat zijner betrekkingen te dezen gehoor te geven. Door de belangelooze hulpvaardigheid van kunstvrienden ondersteund, en voorgelicht door des Schrijvers Broeder, den Zeeschilder p.j. schotel, kon het werk wel in geene betere handen gesteld zijn; en de geleerde Levensbeschrijver heeft een en ander in een' zeer onderhoudenden en levendigen stijl beschreven, die van zijnen smaak en zijne belezenheid nieuwe proeven opleveren. Hij heeft zijn werk gekruid, met aanhalingen uit vroegere en latere Schrijvers in hetzelve op te nemen, waardoor hij eene aangename kleur aan zijne schets gegeven heeft.
Van al de door schotel geschilderde tafereelen, 214 in getal, wordt in den tekst melding gemaakt; het getal teekeningen, sedert 1807 of 1808 vervaardigd, bedraagt 274; en van die, welke door hem in de laatste jaren verkocht zijn, vindt men zoo wel vermelding, als van de zoodanige, welke op eenige Catalogen voorkomen.
Ref. meent, dat overal, waar de naam during voorkomt, deze duuring jr. zijn moet. Bl. 96 staat mulders, moet zijn milders; verder schenkel voor schinkel. Overigens zijn sommige misstellingen in namen enz. door den Schrijver zelven in de Bijvoegsels en Verbeteringen aangewezen. De correctie kon wel naauwkeuriger zijn.
De vereerders en hoogschatters van schotel schaffen zich dit schriftelijke gedenkteeken van 's mans roem aan! Het prijkt met een vrij wel gelijkend portret en fac simile. Het geheel is eene waardige bijdrage voor de kunst, en tevens, van de zijde des Levensbeschrijvers, een edel en loffelijk bewijs, wat ‘het hertegevoel heeft ten papiere gebragt.’
De kunst bloeije! De verliezen, die zij in eenen schotel, nuyen, van os en anderen leed, worden waardiglijk hersteld; en waarheid en oorspronkelijkheid blijven steeds het kenmerk der Nederlandsche Schilderschool!
|
|