Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841
(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 353]
| |
Eene soort van hulpboekje bij het onderwijs, dat, bij het bezit van zoo vele betere werken, voor den onderwijzer overtollig - voor den leerling veelzijdig schadelijk is. Zonder te willen aanwijzen, wat hier ontbreekt, staaft Rec. zijne ongunstige beoordeeling met het volgende: ‘Apostel. Een uit de Grieksche taal overgenomen, bekend Bijbelwoord, dat Godsgezant beteekent.’ Hier heeft de Schrijver gekozen, ‘wat hem juist scheen’ (Voorberigt); maar, ‘hadden eigene vorsching en kunde zijne gidsen moeten wezen,’ dan zou hij geweten hebben, dat het woord Αποςολος blootelijk een afgezant - niet een Godsgezant - beteekent. ‘Jupiter. Deze naam komt af van het Celtische jou, jong, en piter schijnt af te komen van pater, vader, dat bij zijnen voorgaanden naam is gevoegd, toen hij als de grootste aller Goden gediend werd.’ - ‘Eigen vorsching en kunde’ hadde den ellendigen compilateur kunnen leeren, dat het eene ineentrekking is van Ζευς πατηρ. ‘Pascha. De Christen gedenkt op hetzelve aan het lijden en sterven zijns Verlossers’!!! ‘Selah. Dit woord beteekent de zekerheid van het voorgaande; b.v. alsof er stond: ja, voorzeker! Zoo is het. Anderen houden het voor een woord van herinnering, of voor een teeken van stilstand; gevolgelijk, dat men daar moet stil houden, en den voorgaanden inhoud wel overwegen.’ Indien de compilateur de moeite hadde genomen - om niets anders te noemen - van der palm (dien hij in zijn Voorberigt aanhaalt) op Psalm III:3 na te zien, zou hij gevonden hebben, dat hier nog vele andersen te noemen zijn, en de beteekenis van het woord zeer onzeker, en verloren, is. Meer uit dit onvolledige, onnaauwkeurige prulschrift aan te halen, zou den lezer evenzeer vervelen als ons. |
|