band of St. Joris behandeld. Lezenswaardig is over de instelling dezer Orde, wat in het genoemde werk van schoonebeek, D. II, bl. 184 en verv., staat aangeteekend. De Schrijvers sommen hier de verschillende gevoelens omtrent derzelver instelling op, waarover wij thans niet breeder willen uitweiden. Genoeg, dat zelfs de stugge, maar voor uiterlijken zwier min genegen Brit begeerig is naar het verkrijgen dier Orde, welke hij als de hoogste onderscheiding in den Staat beschouwt. De Schrijvers leggen in de opgaven van geschiedkundige bijzonderheden veel kennis en smaak aan den dag, daar zij het drooge en dorre met het meer aangename afwisselen. Bij de aanmerking, dat de Brit zeer begeerig is naar de verkrijging
van dit onderscheidingsteeken, herinneren zich de Schrijvers eene anekdote uit het leven van den Russischen Veldmaarschalk suwaroff, die wij onzen Lezers niet onthouden willen, en een bewijs oplevert, dat het vleijen en hunkeren om dergelijke versierselen door alle tijden heen, al is het dan op verschillende wijze, aan de orde van den dag is geweest: ‘Nadat suwaroff, in een gesprek met Lord bentinck, over den lof der Engelschen uitgeweid had, trok hij gedurig aan zijne afgezakte kousen, als wilde hij te kennen geven, dat hij geen kousenband had; of deze hem begreep, is onbekend gebleven. Na eene korte poos, pinkte hij met de oogen, begon te lagchen, gebaren te maken, en zich met de vingers over het gelaat te strijken. ‘Dit is,’ zeide hij, zich tot allen wendende, ‘het beste middel tegen eene onmagt.’ (‘Het Russische hier gebezigde woord voor flaauwte, bezwijming, is ook synoniem met onvermogen, magteloosheid, en moest hier in suwaroff's mond in den laatsten zin verstaan worden.)’ - Van de prachtige staatsiekleeding der Ridders van deze Orde vinden wij eene afbeelding in de bijgevoegde Proefplaat; alsmede is er eene aan toegevoegd, waarop de afteekeningen van de Militaire Willemsorde en van den Nederlandschen Leeuw volgens derzelver bijzondere klassen te vinden zijn. Deze zijn vrij zuiver, waar, helder en zindelijk gekleurd. Onder het rubriek Afrika wordt van de Orden van den Palmboom en van den Alligator gesproken: mededeeling en beschrijving zijn beide belangrijk. Den Schrijvers wenschen wij verder goeden uitslag op hunne onderneming, die ons voor Geschied-, Oudheid- en Volkenkunde van veel belang toeschijnt.
Wij eindigen tevens onze aankondiging met den wensch,