Het ontbreekt in onze taal niet aan Woordenboeken, waarin men het meeste, algemeenst nuttige en noodige van hetgeen het onderhavige werk bevatten zal vinden kan; maar dat zijn werken, waarin nog veel meer is opgenomen; ze zijn dus te omslagtig en kostbaar voor dengenen, die enkel verlangt, zich de eigennamen en derg., in de klassieke Schrijvers voorkomende, te vinden opgehelderd. Men kan wel vragen, wie deze zijn, voor wie eene Nederduitsche Bibliotheca classica behoefte is; maar dit en de gansche bedenking valt ten deele weg, wanneer men, de lijst van inteekenaren ziende, bemerkt, dat bijna 200 exemplaren van dit werk begeerd werden.
De titel wijst duidelijk genoeg aan, wat men hier te wachten hebbe. Het is ongeveer in het Nederduitsch, hetgeen in het Latijn het werk is, welks titel wij zoo even noemden. Aldus schijnt het oorspronkelijke voornemen des bewerkers geweest te zijn; later evenwel heeft hij besloten, ook de verklaring er bij te voegen van benamingen en kunsttermen, voor zoo verre die van het Grieksch en Latijn afkomstig zijn. Hierdoor is evenwel de eenheid van het werk geheel gebroken, en zal een andere titel voor hetzelve noodig zijn. Het werk komt nu nader aan een zoogenoemd Conversations-Lexicon; en, heeft de Schrijver deze verandering gemaakt, ‘ten einde het werk nog meer van algemeen nut te doen zijn,’ wij kunnen niet nalaten te zeggen, dat het door nog meer bijvoegingen nog algemeener nuttig had kunnen worden; intusschen hij belooft, dat die verklaringen niet veel zullen bezwaren, en in zooverre hebbe men er vrede mede.
Zonder al te uitvoerig te worden, kunnen wij de acht vellen druks, die het Woordenboek tot het Art. apollonius brengen, niet doorloopen. Zulks behoeft ook minder. Wij zullen ons tot de eerste bladzijden bepalen, eene enkele opmerking uitgezonderd, die wij onder het verder lezen maakten.
In het algemeen zij gezegd, dat de aanmerkingen, die wij maken, niets ontnemen aan ons gevoelen nopens het verdienstelijke van den arbeid des Schrijvers. Dat het gestelde nopens historische, geographische en mythologische namen doorgaande juist is, laat zich van den Doctor der oude Letteren verwachten. Deze verdienste heeft ook meestal de Bibl. class.; vandaar dat deze en de Heer weytingh dik-