Lucrèce Rernardin, een oorspronkelijk romantisch Tafereel uit den jongst verlopen (verloopen) tijd, door J.H. Sterren. Te Amsterdam, bij G.L. Koopman. 1840. In gr. 8vo. 271 bl. f 2-50.
De heldin van dezen Roman laat zich, tegen den herhaalden raad en de waarschuwingen van haren vader en hare bloedverwanten, verleiden door eenen zedeloozen Franschman. Na den dood van haren vader huwt zij den verleider, en vertrekt met hem uit Amsterdam naar Parijs. De gevolgen van deze dwaasheid laten zich gemakkelijk gissen. Na korten tijd komt zij, door haren trouweloozen echtgenoot op de laaghartigste wijze verraden, in armoede tot de haren terug, en vindt slechts in de liefdadigheid van dezen het middel tot onderhoud van haar ongelukkig leven. - In dit verhaal heerscht eene zekere langdradigheid in de ingevoerde gesprekken, vooral in de liefdesverklaringen. Ook troffen wij sommige onwaarschijnlijkheden aan, zoo als, onder anderen, dat de leden van het geslacht bernardin, dat zich ten allen tijde door bijzondere gehechtheid aan de bourbons had gekenmerkt, en onder zijne leden verscheidene hooge staatsbeambten telde, die waardigheden bij de troonsbestijging van napoleon verloor, daar zij, die dezelve bekleedden, volstandig weigerden, den eed van getrouwheid aan den Keizerlijken Parvenu, zoo als zij hem noemden, af te leggen. Hoe dit daarmede bestaanbaar is, dat zij die waardigheden dan toch ten tijde van de Fransche Republiek hadden blijven bekleeden, betuigen wij niet te begrijpen. Maar vooral hebben wij aan te merken, dat lucrèce, wier naam, als herinnerende aan de Romeinsche lucretia, hier ook allerongelukkigst gekozen is, niet belangwekkend genoeg is, om als hoofdpersoon voorgesteld te worden. Zij laat zich te lomp, te zeer zonder tegenstand tot den val brengen, dan dat onze jonge Lezeressen er zich niet over beleedigd zouden achten, indien wij aan haar eene ondeugende zottin, die, om ons eens ouderwetsch Hollandsch uit te drukken, ver-