Leerrede ter gedachtenisviering der vijfentwintigjarige Evangeliebediening in de Doopsgezinde Gemeente te Hoorn, van Jakob Pol. Uitgesproken den 29 September 1839. Te Hoorn, bij Gebr. Vermande. 1839. In gr. 8vo. 40 bl. f : - 50.
De zeer gepaste tekst voor deze feestrede is Tit. II:11-15. De Redenaar geeft, na eene omschrijving van den zin der woorden, als verdeeling zijner rede op: dat hij een blik wil vestigen op hetgeen de zaligmakende genade Gods hem in zijne Gemeente geweest is, ‘vooreerst in zoo verre zij haar ons ten dezen zochten ten nutte te maken, en daarna onder hetgeen ons wedervaren te haren aanzien hoofdzakelijk gekenmerkt heeft.’ Duidelijk of gelukkig uitgedrukt is deze verdeeling niet, gelijk in het algemeen de stijl van den Eerw. pol niet gemakkelijk is, vooral ook door de vele te lange volzinnen. In het eerste deel gaat de Redenaar na, hoe hij zelf zich van zijnen pligt heeft gekweten, en hoe de Gemeente zijn onderwijs heeft aangenomen; terwijl in het tweede deel eenige bijzonderheden, de Gemeente betreffende, worden herinnerd. Hel geheel is ze-