Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1841
(1841)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe ontleedkundige Ziektekunde, hare strekking en grenzen, en den algemeenen invloed, dien zij op de Geneeskunde uitgeoefend heeft; beschouwd door Risuenno d'Amador, Hoogleeraar te Montpellier. Uitgegeven door F. van der Breggen, Cz., Med. Doct. en Hoogleeraar te Amsterdam. Te Amsterdam, bij J.F. Schleijer. 1839. In gr. 8vo. 291 bl. f 2-90.Ziekte is eene eigenaardige aandoening van het levend menschelijk ligchaam, waardoor deszelfs verrigtingen niet naar behooren uitgeoefend worden. Ziekte is derhalve eene eigenaardig gewijzigde rigting van het leven: Zij kan dus slechts bij het leven erkend en nagegaan worden. Ziekelijke aandoeningen gaan nogtans in meerdere of mindere mate met veranderingen in het ligchaam gepaard. Deze zijn in sommige gevallen blijvende, zoodat na den dood afwijkingen van den oorspronkelijken vorm en zamenstelling gevonden worden. Bij de behoefte aan ontleedkundige kennis van het menschelijk ligchaam voegde zich later ook die der kennis van de afwijkingen, door ziekten daarin voortgebragt. Deze nasporingen zijn somwijlen uit nieuwsgierigheid, somwijlen meer ter bejaging van iets zeldzaams gedaan, dan om ziekteveranderingen gade te slaan, ten einde daaruit later nutte gevolgtrekkingen voor de behandeling van ziekten te trekken. De zucht, om iets zeldzaams te vinden en mede te deelen, deed de ziektekundige lijkopeningen op zichzelve slaan en blijven, en er bestond in zekeren zin geene Ziektekundige Ontleedkunde, althans niet zoo als die later en nu beoefend wordt. De | |
[pagina 149]
| |
tegenoverstelling van leven en dood bleef ook hier eene strenge scheiding volhouden. Indien er ook een zeker verband tusschen het gebeurde bij het leven en het overgeblevene na den dood werd gezocht, dit waren meer op zichzelven staande pogingen, dan een vereenigd streven. Morgagni was een der eersten, die in hetgeen vóór hem onderzocht was, in verband met zijne nasporingen, meer orde bragt, en zijne waarnemingen, met die zijner voorgangeren, volgens een' meer wetenschappelijken leiddraad rangschikte. Niet ten onregte wordt hij door sommigen beschouwd als dezen tak der wetenschap eene andere en verbeterde strekking gegeven te hebben. Men mogt vooronderstellen, dat deze pogingen van morgagni door anderen zouden zijn voortgezet en uitgebreid; maar het was of de overvloedige stof, door morgagni verzameld, velen deed denken, dat er door hen weinig of niets meer behoefde gedaan te worden. Het valt toch zoo gemakkelijk, te rusten bij hetgeen anderen gedaan hebben. Morgagni heeft veel gedaan, want nu nog zal men zelden hem te vergeefs raadplegen, en men zou van hem kunnen zeggen, dat hij een' reuzenarbeid verrigt heeft, zonder daarom te beweren, dat de wetenschap met reuzenschreden zich uitgebreid heeft, vooral wanneer men meer op het multum dan op multa let. Weinigen slechts zijn hem zoo nagevolgd; maar deze zijn ook met ongemeene vlijt werkzaam geweest. Getuige onder anderen stoll, hunter, roederer en wagler, van welken laatsten onder anderen gendrin met den hoogsten lof gewaagt. Zoo als het echter tot op bichat met de Ontleedkunde gesteld was, kon ook de Ziektekunde niet tot die ontwikkeling komen, gelijk wij haar thans gevorderd zien. Nasporingen omtrent het dusgenoemde weefsel der deelen moest van zelf leiden tot een onderzoek van het ziekelijke, waarin een weefsel ontaarden kan. Ziet daar mede eene der aanleidende oorzaken tot de uitbreiding der beoefening van de Ontleedkundige Ziektekunde in den nieuweren tijd. Wij schrijven geene geschiedenis van hare vorderingen en uitbreiding. Aan dit onderzoek is het werk gewijd, | |
[pagina 150]
| |
welks vertaling wij hiermede aankondigen. Wij bepalen ons dus te zeggen, dat de pogingen van bichat, om van de Ontleedkunde een meer toepasselijk gebruik voor de Geneeskunde te maken, in zijn geboorteland, en ook buiten hetzelve, de zucht voor Ziektekundige Ontleedkunde aangewakkerd hebben. Wanneer enkele mannen, als hovius, bonn,Ga naar voetnoot(*) brugmans, e. sandifort, om geene anderen te noemen, ook voor dezen tak der wetenschap werkzaam waren, sluimerde bij zoo velen tot dusverre de eigenlijke lust tot eene voortgezette beoefening. Welligt werd en wordt nog menigeen door vele schier onoverkomelijke zwarigheden zoo niet afgeschrikt, dan toch teruggehouden. Enkele mannen, in de gelegenheid haar te kunnen beoefenen, alexander, broers, g. sandifort, schroeder van der kolk, sebastian, tilanus, w. vrolik, toonen, werkzame voorstanders van haar te zijn. Hetgeen tot dusverre slechts enkelen verrigten meer ingang te doen vinden, en om over het algemeen de zucht tot de beoefening van dezen tak van wetenschap meer aan te wakkeren, daartoe worden in deze dagen niet weinige pogingen in het werk gesteld. Tot in Zweden toe dringt de zucht voor Ontleedkundige Ziektekunde door, zoo als in de Hygiea, medecinsk och pharmac. Mänadsskrift. Stockh. 1839, B. 1. H. 1, eene belangrijke Verhandeling van huss gevonden wordt, over de betrekking der pathologische Anatomie tot de Geneeskunde, en den wederkeerigen invloed, welken zij vroeger en tegenwoordig op elkander uitgeoefend hebben. Ook dezer dagen zag eene vertaling het licht van een der zoo belangrijke werken van andral.Ga naar voetnoot(†) De steeds werkzame Hoogleeraar van der | |
[pagina 151]
| |
breggen wil tot hetzelfde einde het geneeskundig publiek met een werk van soortgelijken inhoud bekend maken. Hij heeft de Verhandeling van risuenno d'amador in onze taal overgebragt. Uit het Voorberigt van den Vertaler blijkt, dat de Verhandeling van den Hoogleeraar d'amador het bekroonde antwoord is op eene prijsvraag, uitgeschreven door de Koninklijke Akademie der Geneeskunst te Parijs. Haar onderwerp was: den invloed na te gaan, welken de Ziektekundige Ontleedkunde op de Geneeskunde heeft uitgeoefend van den tijd van morgagni af. Deze bekroonde Verhandeling is opgenomen in de Mémoires de l'Académie Royale de Médecine, welke hier te lande wel bekend zijn, maar, gelijk de Vertaler te regt aanmerkt, niet in zoo veler handen komen als zij zulks verdienen. De Verhandeling is dan ook de aandacht wel waardig. Zij is in eenen zeer goeden geest geschreven. De Schrijver tracht overal, zoo veel mogelijk, den middelweg te houden, en laat derhalve ieder zijn regt toekomen. Hier en daar is zij evenwel niet van oppervlakkigheid vrij te pleiten, vooral waar de Schrijver had behooren meer in de geschiedenis der wetenschap in te dringen.Ga naar voetnoot(*) Dit is een gebrek, hetwelk vele Fransche Schrijvers over de Geneeskunde aankleeft. Zij zijn te zeer met de voortbrengsels van hun land ingenomen; zij zijn met andere talen niet genoeg bekend; zoo blijven zij onbekend met hetgeen buiten Frankrijk in de wetenschap omgaat, en de vooringenomenheid gaat voort met zich te verleiden.Ga naar voetnoot(†) Waar het | |
[pagina 152]
| |
echter op eene meer dadelijke nasporing van de bewerktuiging aankomt, daar is de Schrijver geheel te huis in hetgeen de Ziektekundige Ontleedkunde in de laatste tijden heeft uitgewerkt Men mist nogtans de namen van enkele Ontleedkundigen, die voor de Ziektekunde zeer werkzaam zijn geweest, onder anderen james hope, bright, robert hooper en die van anderen, zoowel in Duitschland als Nederland. Over het geheel bevat deze Verhandeling veel, dat wetenswaardig is. De stijl is vloeijend, en heeft ook bij de vertaling niet verloren.Ga naar voetnoot(*) De Vertaler heeft hier en daar, gelijk hij zelf opgeeft, het stuk bekort, en ook de orde eenigzins veranderd, door afzonderlijke, zoogenoemde Articles van den Schrijver zamen te voegen, waardoor de verdeeling der vertaling en het opschrift der Hoofdstukken van het oorspronkelijke verschilt. Desgelijks heeft de Vertaler het eerste Hoofdstuk van het oorspronkelijke met zijne inleiding zamengesmolten, waardoor men het eigenlijke opschrift van het eerste gedeelte der Verhandeling mist, en dit bij het tweede eenigzins afsteekt, waarboven men leest: ‘Oplossing van de drie vraagstukken der ontleedkundige ziektekunde, en hunne toepassing op de kennis der ziekten.’ In het eerste gedeelte der Verhandeling heeft de Schrijver zich ten doel gesteld eenige wetten te ontvouwen, welke de Ontleedkundige Ziektekunde in hare geschiedkundige en wijsgeerige ontwikkeling gevolgd is. Zij zijn de volgende: 1o. Hare kiem bestond bij het ontstaan der Geneeskunst, even als dit het geval was met al de andere bestanddeelen der Geneeskunst. 2o. Zij vertegenwoordigt | |
[pagina 153]
| |
in de Geschiedenis der Geneeskunst de inwendige, weldoordachte en logische ontwikkeling der wetenschap. 3o. Zij heeft in de veranderingen, welke zij ondergaan heeft, de vormen aangenomen van de stelsels, die achtervolgens in de wetenschap de bovenhand gehad hebben. 4o. Zij heeft in iedere harer stelselmatige hervormingen eenen vermogenden invloed gehad op de andere takken der Geneeskunst en den voortgang van derzelver ontwikkeling bevorderd. 5o. Zij is ten laatste geëindigd met haar beginsel te buiten te gaan en zich tot een uitsluitend stelsel te vormen. - Na deze vijf punten ontwikkeld te hebben, gaat de Schrijver tot het toepasselijk gedeelte zijner Verhandeling over, en behandelt hij: 1o. Het vraagstuk van de organische verandering; 2o. spreekt hij over de betrekkingen der verandering tot de verschijnselen, of het vraagstuk van de Semiotica; en 3o. over de vraagstukken der oorzaken, of der Diatheses. In een vierde Hoofdstuk volgt eene beschouwing van het vraagstuk der organische verandering, uit het oogpunt van de genezingsleer. In een vijfde volgen, als ter voltooijing, bij een algemeen overzigt: ‘Laatste algemeene beschouwingen over de betrekkingen van de veranderingen, de verschijnselen en de oorzaken, uit het oogpunt der genezingsleer en der geneeskundige practijk.’ Met een kort, maar doeltreffend woord besluit de Schrijver deze in vele opzigten belangrijke Verhandeling. Wij zullen het hierbij laten berusten. De Verhandeling zelve is toch voor geen uittreksel vatbaar, en zij verdient ook in haar geheel gelezen te worden. Het is vooral de gematigde toon, waarin zij geschreven is, waardoor zij zich ook zeer onderscheidt van de Verhandeling van den Heer saucerotte, welke met haar naar den prijs gedongen heeft. Men zal hier veel vinden, hetwelk overwaardig is om geweten te worden; men zal het stuk over het geheel niet onvoldaan uit de handen leggen, wanneer men ook hier en daar, gelijk wij reeds hebben aangemerkt, iets meer gewenscht had. Mogt door deze poging van den Hoogleeraar van der breggen de beoefening | |
[pagina 154]
| |
der Ontleedkundige Ziektekunde meer opgewekt worden! Het wordt toch steeds meer en meer duidelijk, dat, om de verschijnselen des levens wèl te leeren kennen, men bij den dood als ter schole moet gaan; en het is eerst op het grondgebied des doods, dat onze kennis der behandeling van de levende bewerktuiging behoorlijk gelouterd wordt. |
|