uitnemendheid; het is geheel in het karakter, juist zoo als iemand, gelijk hij, handelen moest, en de Schrijver heeft wèl gedaan, hem niet anders te teekenen.
Wat Rec. vooral ook in dezen Roman bewondert, is de losheid en gemakkelijkheid van voorstelling. De gesprekken zijn meestal onverbeterlijk; het zijn gesprekken; het eene vloeit uit het andere voort, en ieder spreekt altijd in zijn karakter. In dit opzigt verdient dit boek hoogen lof, en is eene proeve, voor welk eene losheid en ongedwongenheid ook onze taal vatbaar is. Het gesprek tusschen tante van bempden en baas roggeveld in het eerste Deel is er een gelukkig staaltje van.
Rec. verbeeldt zich, dat de meeste lezers tot dusverre gaarne met hem instemmen zullen; hij hoopt, dat hij het nu noch bij hen noch bij den Schrijver verbruijen zal door eenige aanmerkingen, die hij niet achterwege mag laten. Hij zal beginnen met een paar kleinigheden. Hoe komt, Deel I, bl. 243, matth. VIII:24 te pas? Is dat eene drukfout? Rec. heeft vruchteloos naar de bedoelde plaats gezocht. Van meer gewigt is eene andere aanmerking, schoon zij schijnbaar toch ook maar kleinigheden betreft. Een man, als van lennep, die in dit boek op nieuw toont, hoezeer hij onze schoone moedertaal meester is, moet door zijn voorbeeld geene verkeerdheden in de taal ingang verschaffen. Daarom hinderde het Rec., dat hij Deel I, bl. 75, het woord bemerking las. Dat is geen Hollandsch, maar Duitsch. Daarom hinderde het hem vooral, dat hij zoo menigvuldig het woordje van gebruikt vond, gelijk het Fransche de, in plaats van ons om. Bl. 106 b.v. gewoon van ontzach te voeden, en dergelijke zijn er vele.
Doch Rec. heeft nog andere aanmerkingen, hoewel hij de bovenstaande geenszins als vitterij wil hebben beschouwd; men stelt bij ons niet genoeg prijs op zuiverheid van taal, en daarom moet men tegen alle vreemde inkruipsels waken. Reynhove is de persoon, op wien Rec. het thans geladen heeft; niet dat zijn karakter niet goed geteekend zou zijn, of dat hij er iets tegen zou hebben, dat de Haagsche jongman van de mode zijne woorden met Fransch doorspekt. Dat alles is goed en in karakter; maar in de keuze der basterdwoorden is van lennep niet altijd gelukkig geweest. Zij zijn dikwijls niet natuurlijk genoeg, te gezocht, en ook niet zelden te menigvuldig. Dat is overdreven, en in een boek,