| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Geschiedenis der Christelijke Godsdienst en Kerk, ten behoeve van Christelijke Huisgezinnen en Waarheidsvrienden, ter verlevendiging van Evangelisch geloof en blijdschap. II Deelen. Uit het Hoogduitsch van K.L. Sackreuter vertaald door J. Busch Keiser, Predikant te Mensingeweer. Te Groningen, bij R.J. Schierbeek. 1840. In gr. 8vo. 363 en 480 bl. f 7-25.
Dit werk is (zoo meldt de Vertaler in het Voorberigt) eene uitbreiding van eene beknopte Geschiedenis, door denzelfden Schrijver opgesteld, en in 1831, hoewel zonder zijnen naam, in het Nederduitsch vertaald. Het is niet zoo zeer voor Geleerden, als wel ‘ten dienste van onderwijzers’ (welke?) ‘en beschaafde leeken’ geschreven: het mag dan ook in zoo verre kunnen heeten ‘ten behoeve van Christelijke huisgezinnen en waarheidsvrienden’; maar dat het hiertoe boven andere zoo bijzondere geschiktheid bezit, heeft Rec. juist niet kunnen vinden, even min als dat het zoo eigenaardig ingerigt is, ‘ter verlevendiging van Evangelisch geloof en blijdschap’; en hij zou dus dezen titel wel niet onder de geheel onware, maar nogtans onder de wat te veel belovende rekenen.
De orde, waarin sackreuter zijn onderwerp behandelt, is noch die der eeuwen, noch die der tijdvakken, hoewel hij de laatste toch bezigt in eene achteraangevoegde Tijdtafel, waarop de Kerkelijke Geschiedenis in oude, middeleeuwsche en nieuwe verdeeld wordt; maar hij brengt de gebeurtenissen vrij geleidelijk onder zekere hoofdrubrieken, waarin tevens de loop der tijdvakken zoo veel mogelijk gevolgd wordt. Deze hoofdrubrieken, verder wederom onderverdeeld, (dat Ref. hier niet breeder opgeven kan) zijn de volgende: Eerste Deel. Inleiding. I, a. Het leven van jezus. I, b. De Apostelen. II. Eerste Christelijke Ge- | |
| |
meente. III. Toestand en inrigting der eerste Christelijke Gemeenten. IV. Vervolging der Christenen door de Joden, en ondergang van den Joodschen Staat. V. Vervolgingen der Christenen door de Heidenen. VI. Zegepraal van het Christendom over het Heidendom. VII. Verdere uitbreiding van het Christendom, vooral in Duitschland. VIII. Beperking van het Christelijk gebied door muhamed. IX. Verbastering van het Christendom door partij- en twistzucht, X. door bijgeloof in plegtigheden en leerstellingen, XI. door het monniken- en kloosterleven, XII. door het Pausdom. XIII. Kruistogten. XIV. Voorloopers der Kerkhervorming. XV. Hussiten-oorlog, Boheemsche Broeders. - Tweede Deel. I. Kerkhervorming in Duitschland. II. Belemmeringen van het Hervormingswerk, en zegen van hetzelve. III. Ondernemingen ter bescherming van het Pausdom en ter onderdrukking der Kerkhervorming. IV. Dertigjarige Oorlog. V. Kerkhervorming in Zwitserland, VI. in Frankrijk, VII. in Zweden, Denemarken enz., VIII. in de Nederlanden, IX. in Engeland, Schotland en Ierland. X. De belangrijkste kleinere
partijen in de Christelijke Kerk. XI. De Grieksche Kerk. XII. De Roomsche Kerk na de Kerkhervorming. XIII. De Evangelisch-Protestantsche Kerk.
De Vertaler, onder ons reeds met lof bekend door zijne overbrenging en bewerking van hüffell's Protestantsch Leeraarambt, heeft van de Geschiedenis der Kerkhervorming in ons Vaderland niet ongepast eene meer volledige schets gegeven, dan men van den Duitscher verwachten kon. Hij wilde dit ook met onze latere Kerkgeschiedenis doen, en tevens die der Christelijke Kerk sedert 1835, waar sackreuter eindigt, er bijvoegen; doch vrees voor te groote uitvoerigheid deed hem hiervan afzien, en dit welligt tot eene opzettelijke bearbeiding bewaren, waartoe wij hem wel willen uitnoodigen.
De voorstelling der gebeurde zaken en der handelende personen is hier doorgaans duidelijk, en de stijl gemakkelijk, hoewel juist niet uitstekend schoon, en hier en daar naar het minder bearbeide en platte hellende. Nu en dan
| |
| |
geeft sackreuter wel eens nuttige opmerkingen; maar in het pragmatische tast hij niet diep. - Over het betrekkelijk langer of korter behandelen van sommige partijen der Geschiedenis zou Ref. nog al eens van den Schrijver verschillen; maar ieder heeft zijne wijze van zien, en dus ook van iets meer of min belangrijk te achten, en het is moeijelijk hierin een' ander naar zijn' eigen maatstaf te meten. Intusschen zou Ref. tot eene meer volledig getrouwe voorstelling der Evangelische Geschiedenis wel noodig gevonden hebben, b.v. D. I, bl. 1-41, een meer duidelijk uitkomen van de blijken der stellig Goddelijke zending van jezus en zijne Apostelen, welke hij wel niet zeggen wil dat sackreuter ontkent, hetgeen ook zijn werk in onze vaderlandsche huisgezinnen onbruikbaar zou gemaakt hebben, maar toch niet klaar genoeg op den voorgrond zet. - In eene pragmatische behandeling der geschiedenis van constantijn den Grooten had Ref. meer verwacht over den invloed van het verheffen van de Christelijke Godsdienst tot Godsdienst van Staat, en van de ingevoerde kerkpracht; - bij het Mohammedanismus minder lang over de geschiedenis, als hier geen hoofdzaak, maar over den wederkeerigen invloed van hetzelve en het Christendom. - De lange of dorre beschrijvingen van lang vergelene zoogenaamde ketterijen, in de 9de hoofdrubriek van het Iste Deel, zou men gaarne bekort zien; daarentegen leest men aldaar met genoegen zeer goede opmerkingen over augustinus en zijne leer, en in de 10de die over de beeldendienst en sommige andere bijgeloovigheden; maar wederom voor eene meerdere uiteenzetting van het goede en het kwade van het monnikenleven, onder de 11de vermeld, zou men de voorgaande lange beschrijving van de kluizenaars en monnikenorden gaarne wat ingekort zien; zoo ook die van de Kruistogten, in vergelijking van de korte opgave hunner belangrijke
gevolgen. - Jammer is het over 't geheel, dat sackreuter, bij het te regt gispen van de verbasteringen, niet altijd genoeg tot den oorsprong opklimt, daardoor ook wel eens het goede niet genoeg opmerkt, dat er bij het gebrekkige aanvankelijk
| |
| |
althans nog in was, en zelfs in sommige nog gedeeltelijk blijft bestaan. De leer van het vagevuur, b.v., zou Ref. niet onbepaald (met sackreuter, bl. 203) aan de winzucht der Priesters durven toeschrijven: het was, meent hij, eerst eene poging van den menschelijken geest, om zich den overgang uit deze in eene toekomende wereld eenigzins begrijpelijker voor te stellen; en hadde men dit nu maar als Christelijk philosophema beschouwd en gelaten, en het niet zoo grof zinnelijk voorgesteld, dan ware er nog geen kwaad bij geweest; doch nu decreteerde men dit verzinnelijkte philosophema tot een kerkelijk dogma; en vervolgens schiep men uit dit kerkelijk dogma eene winstgevende trafiek; en nu te regt hinc illae lacrymae!
De Kerkhervorming, waarmede het tweede Deel begint, is over 't algemeen zeer wel, en in sommige opzigten zelfs beter dan het vorige behandeld, waarbij evenwel onder hare zegeningen haar invloed op de overige Christelijke Kerk wel meer onderscheiden had mogen opgemerkt worden. - Ook de geschiedenis der kleinere Protestanische Kerkgenootschappen vindt men hier vrij wel beschreven, bijzonder die der Remonstranten, der Hernhutters (hoewel wat lang), der Socinianen, maar meest bij allen zonder beoordeeling. Doch wanneer de Schrijver verhaalt, dat er Gemeenten van Kwakers en van Socinianen in de Nederlanden zijn, dan betwijfelt Ref. hiervan de waarheid: eene Kwakers-gemeente heeft wel in vroegere jaren te Amsterdam, Rotterdam, en elders misschien, bestaan, doch ze zijn, zoo Ref. zich niet bedriegt, te niet geloopen; maar Socinianen zijn ten minste in de oude Republiek niet geduld geweest, en ook thans bestaat er geene Gemeente onder dien naam. - Zoo is het mede onbegrijpelijk, hoe de Schrijver, bl. 369, zeggen kan, dat ‘in de vereenigde Nederlanden de Roomschen het geloof der Jansenisten aannemen’: verre van daar! deze laatsten maken hier, in vergelijking der overige Roomsch-Katholieken, slechts een klein kuddeken uit. - Van het Grieksche Kerkgenootschap, en met name van de Russische Kerk, vindt men hier een goed overzigt. - Wonder
| |
| |
daarentegen is het, dat sackreuter geen de minste melding maakt van de vorderingen, die men, ten opzigte van den ganschen omvang der Godgeleerde wetenschappen, in de Protestantsche, en zelfs gedeeltelijk in de Roomsch-Katholieke Kerk, sedert omstreeks de laatste helft der 18de Eeuw, gemaakt heeft; geen melding ook van de aanvallen op Godsdienst en Christendom, gedurende dit tijdperk, in Engeland, Frankrijk, Duitschland en elders, noch ook van de verdediging derzelve in diezelfde landen; geen melding, eindelijk, van de onderscheiding der Godgeleerden in Supranaturalisten en Rationalisten, die vooral in Duitschland kenbaar is: ja over 't geheel is de nieuwste Kerkgeschiedenis hier zeer onvolledig behandeld en laat veel te wenschen over. - De artikels over de Zendeling- en Bijbelgenootschappen zijn mede vrij kort en oppervlakkig; maar de korte aanmerkingen over de eersten, bl. 445, bevattende eene waarschuwing tegen verscheidene verkeerdheden in de denk- en handelwijze der Zendelingen, zijn zeer waar, en voor uitbreiding vatbaar; gelijk ook andere waarschuwingen of opmerkingen omtrent de Bijbelgenootschappen hier niet overtollig zouden zijn. - Eindelijk werpt sackreuter, bl. 448-451, de vraag op, waar de ware, alleen zaligmakende Kerk van christus is; en beantwoordt haar zoo, door het opgeven van zekere kenmerken, dat men, al zegt hij het niet, er de slotsom uit opmaken moet: De Protestantsche Kerk is alleen de ware Kerk, dus de overige de valsche; en zoo is het al wederom: Iliacos intra muros peccatur et extra.
Bij enkele gebreken in stijl, taal en correctie wil Rec. thans niet stilstaan, maar zijne beoordeelende aankondiging besluiten met de opmerking, dat de lezing van dit werk hem op nieuw overtuigd heeft, dat het gansch geen gemakkelijke taak is, eene Kerkelijke Geschiedenis pragmatisch en practisch voor beschaafde leeken van dezen tijd zamen te stellen, als waarin de veelvuldigheid en verscheidenheid der voorkomende zaken de taak zeer moeijelijk maakt, en eene bloote compilatie niet genoegzaam is, en dat het voorhanden zijnde werk, hoe veel goeds er ook
| |
| |
van te zeggen zij, dit moeijelijke problema op verre na niet volledig opgelost heeft.
|
|