onder den bovenstaanden titel aangekondigd wordt, indien het slechts eenigermate aan die aankondiging voldoet, gewisselijk gerekend worden onder de zoodanige, die aanspraak maken op de belangstelling van het publiek. Zie hier de hoofdzakelijke opgave van den inhoud:
In de Inleiding stelt de Schrijver den Staat, de Kerk en de School voor, als die instellingen, waarop de Jezuiten (de Vertaler schrijft overal Jesuiten) ten allen tijde getracht hebben invloed uit te oefenen, en geeft zijn oogmerk te kennen, om het Jezuitisme te beschouwen in deszelfs geest, bedoelingen en werkzaamheid, en deszelfs gevolgen voor den Staat, de Kerk en het Onderwijs. Iste Afd. Oorsprong der Jesuitenorde. II. Inrigting der Orde. III. De beginselen, waarnaar het bestuur van het Genootschap geregeld wordt. Deszelfs handelwijze. IV. Schets van de Geschiedenis der Jesuitenorde sedert den dood des Stichters tot de opheffing der Orde, van 1556-1773. V. Opheffing der Jesuitenorde. De Ex-jesuiten en hun werk. VI. Herstelling der Jesuitenorde. VII. Uitbreiding der Jesuitenorde na hare herstelling.
Van het rijke onderwerp, door den Schrijver ter behandeling gekozen, heeft hij op eene wijze partij getrokken, die een' schat van wetenswaardige bijzonderheden aangaande het zoo beruchte genootschap aan het licht brengt, elders of in het geheel niet in onze taal, of niet zoo volledig en in zulk eene geleidelijke orde voorgesteld te vinden. Vooral verhoogt het de waarde van het werk, dat hetgeen van de Jezuiten gezegd wordt, hoe ongunstig het ook moge luiden, meestal boven alle tegenspraak verheven is, dewijl het uit de officiéle schriften, door het Genootschap zelve uitgegeven of als waar erkend, ontleend en bewezen wordt. Wij vonden onder anderen uit het Institutum societatis Jesu, gedrukt te Praag 1757, aangehaald de volgende opmerkelijke stelling der Jezuiten: ‘Om met de Kerk volkomen overeenstemmend te zijn, moeten wij, wanneer de Kerk bepaalt, dat iets, hetwelk in onze oogen wit schijnt, zwart is, ronduit zeggen, dat het werkelijk zwart is.’
De Vertaler heeft zich, over het geheel, loffelijk van zijne taak gekweten, en zelfs door zijne vrije bewerking, meer ingerigt naar de behoefte van zijne landgenooten, aanspraak op hunnen dank verworven.
Het doet ons daarom inderdaad leed, dat het aantal drukfouten in deze uitgave zoo groot is, dat wij het niet onopge-