dit uitvoerig verslag en uittreksel (bl. 30-83) uit dezen Ridderroman aan onze Landgenooten zijn. Het laat zich met groot genoegen lezen. Naar die uittreksels te oordeelen, zouden wij echter dezen Roman (als Dichtstuk) beneden den Ferguut stellen, onlangs door den Utrechtschen Hoogleeraar visscher in het licht gegeven.
No. 3 behelst Fragmenten van eenen onbekenden Ridderroman in de Nederlandsche taal, behoorende tot den Fabelkring van karel den grooten en zijne Paladijnen. Deze fragmenten zijn te Tubingen gevonden, en door maszman te Munchen in 1828 uitgegeven, doch hier te lande tot dusverre weinig bekend geworden.
Zeer belangrijk is het 4de stuk, zijnde een fragment van een Nederlandsch Nibelungen-Lied. De Heer serrure, thans Hoogleeraar te Gent, vond hetzelve aan een stuk van een' ouden lederen band, waarin de Animadversiones in V.T. libros omnes auct. l. de dieu, Lugd. Bat. 1648. 4o, gebonden waren. Er kan uit worden opgemaakt dat er nog in 1648 een Nederlandsch Hss. der Nibelungen, geheel of gedeeltelijk, moet bestaan hebben. De Heer meijer brengt dit fragment tot de XIIIde Eeuw. Doch de Heer willems stelt het wel eene Eeuw vroeger. (Inleid. tot Reincke de Vos, bl. XVIII.) In allen gevalle zou het hoogst belangrijk zijn, zoo hiervan meer fragmenten konden worden opgespoord. Wanneer Rec. nagaat, dat in de XVIIde Eeuw, meer dan nu, de gewoonte plaats had, om de boeken ingebonden uit te geven, houdt hij het voor niet onmogelijk, dat er ook in andere exemplaren van de Animadversiones van l. de dieu soortgelijke fragmenten schuilen. Dat daarom ieder, die een exemplaar van dit werk bezit, de, waarlijk geringe, moeite neme, de schutbladen van den band naauwkeurig gade te slaan. De graad van waarschijnlijkheid, om er iets te vinden, moge al niet groot zijn, er bestaat dan toch eene reden, om dáár eerder te zoeken dan elders.
Het laatste stuk is het Dichtstuk van maerlant van der Drievoudichede. Hoezeer het in de Hss. meest als een afzonderlijk stuk van maerlant aangetroffen wordt, is het eigenlijk een vervolg op diens breedvoeriger Gedicht Wapene Martijn genoemd, en door de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde uitgegeven. De Heer meijer merkt te regt aan, dat dit stuk niet het minst dichterlijk is onder alle de werken van maerlant, en dat het op sommige