Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1837
(1837)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOthello, de Moor van Venetië; uit het Engelsch van William Shakspeare, vertaald en opgehelderd door Jurriaan Moulin. Te Kampen, bij de Erven AE. Valkenier. 1836. In gr. 8vo. 136 Bl. f 1-80.Het overbrengen van geschriften uit de eene taal in de andere geschiedt met verschillende oogmerken. Het geldt of dingen van den dag, of werken, waarop de stempel der classiciteit is gedrukt. In het eerste geval is het oogmerk, om aan den smaak of de gelegenheid van het oogenblik te voldoen; in het andere, om een werk van blijvende waarde te leveren. Van hem, die dit laatste bedoelt, mag men met regt veel meer eischen, dan van dengenen, die slechts voor het tegenwoordige, voor een ras voorbijgaand doel arbeidt. Het wordt een werk van studie, en moet als zoodanig beoordeeld worden. Zoo is het, waar het de vertaling geidt van de meesterstukken van Grieksche en Romeinsche oudheid; zoo ook met die van de beroemde werken van nieuwere classieke Schrijvers.Ga naar voetnoot(*) Wie deze wil overbrengen, neemt eene moeijelijke, maar verdienstelijke letterkundige taak op zich. Bij de beoordeeling van zijnen arbeid hebben wij enkel met hem, niet met den oorspronkelijken Schrijver te doen, over wiens verdiensten de eeuwen reeds uitspraak hebben gedaan. Wat zou het noodig zijn, om bij de aankondiging van het werk, aan het hoofd dezes genoemd, over shakespeare en zijnen Othello uit te weiden, die schier bij elken beminnaar der letterkunde, hetzij in het oorspronkelijke, hetzij in deze of gene vertaling, bekend is? Wij hebben dus alleen over den arbeid des Heeren moulin te spreken, wiens vroegere overzettingen van shakespeare Recensent onbekend zijn gebleven. Als letterkundig verschijnsel acht Rec. eene vertaling van den grooten Engelschen Tooneeldichter belangrijk. Zijne stuk- | |
[pagina 261]
| |
ken zullen, met al hunne zonderlingheid, met het vreemdsoortige en tegen onze zeden en wijze van zien strijdige, hetwelk hen aankleeft, toch wel altijd tot de schatten der nieuwere literatuur blijven behooren. Van dengenen, die zich aan de moeijelijke taak der overbrenging waagt, mogen wij veel vorderen; en de Heer moulin heeft ons zelf den juisten maatstaf gegeven, als hij eene woordelijke, met dichterlijke getrouwheid zoo naauw mogelijk vereenigd, het doel van zijn pogen noemt. Hij wil zich van het oorspronkelijke niet verder verwijderen, dan taaleigen, maat, welluidendheid en somtijds kieschheid gebiedend vorderden. In hoe verre hij daarin geslaagd is, wil Rec. aantoonen door de beantwoording der vragen: Heeft de Heer moulin shakespeare verstaan? Waar hij hem verstond, getrouw overgebragt? En is die overbrenging dichterlijk? Heeft de Heer moulin shakespeare verstaan? Het is hier niet de vraag, of, doorgaans, de taal van den Engelschen Dichter is begrepen; dit spreekt wel van zelf. Maar van den Vertaler van shakespeare mogen wij meer verwachten en eischen. Het zit hier niet alleen in het verstaan der woorden, maar vooral van den zin en de bedoeling, waarin en waarmede ze hier door den Dichter worden gebezigd. Men moet indringen in zijnen geest, en dezen te gelijk met de woorden wedergeven. Rec. heeft de moeite genomen, om het geheele stuk met het oorspronkelijke te vergelijken, en mag het niet ontveinzen, dat hij op verscheidene plaatsen heeft gestuit, die blijkbaar niet juist waren verstaan, of waaraan althans een andere zin was gegeven, dan die, welke het oorspronkelijke bedoelde; iets, waardoor of de kracht van het gezegde wordt verminderd, of ook geheel iets anders wordt te kennen gegeven, dan men zou verwachten. Met bewijzen zal Rec. zijn oordeel staven. Reeds bl. 2 leest men: Om kort te gaan, hij wijst hen af Met hun verzoek. Dat zegt shakespeare niet; veeleer het tegendeel. Othello heeft een' grooten omhaal van hoogdravende woorden gebezigd; and in conclusion, d.i. ten slotte van al dien omhaal, weigert hij het verzoek. Erger is het, wanneer wij op de volgende bladzijde de woorden: trimm'd in forms and visages of duty vertaald vinden: pronkend met den vorm en schijn van pligt. Duty, ja, is pligt, maar ook onderdanigheid, en dat is hier de eenige ware beteekenis. Shakespeare spreekt van menschen, die het uitwendige | |
[pagina 262]
| |
voorkomen en het gelaat van diepe onderdanigheid aannemen om te beter hun doel te bereiken. Bl. 14: uw strikt bevel, your special mandate; op uwen bijzonderen last, moest het zijn. Bl. 15: ondanks natuur en jaren, vaderland, geloof; credit staat er in het Engelsch; dat is, goede naam, reputatie; othello had hetzelfde geloof, als desdemona; zie II Bedr. 3 Toon. bl. 47. Bl. 15: Hebt gij door slinksche wegen of geweld Het hart dier maagd veroverd: forced courses is geen geweld; het zijn onnatuurlijke middelen, zoo als tooverdranken enz. Bl. 24: Alleen uit argwaan wil ik doen, alsof het waarheid was; I, for mere suspicion in that kind, will do, as if for surety; bij het bloote vermoeden van dien aard zal ik handelen, gelijk ik doen zou, als ik de zekerheid er van had. Bl. 30: Een schoone was door dwaasheid nooit verblind; Want juist haar dwaasheid hielp haar aan een kind. Vooreerst komt dat verblind zijn door dwaasheid hier enkel om het rijm. Geen schoone was ooit dwaas, zegt shakespeare; want zelfs haar dwaasheid hielp haar, niet aan een kind, maar to an heir, aan eenen rijken erfgenaam, als echtgenoot. Bl. 41: Ik sla den spitsboef in een borrelflesch, I'll beat the knave into a twiggen bottle. Johnson had den Heere moulin kunnen leeren, dat to beat into any thing beteekent tot iets slaan, niet in iets slaan. Bl. 82: als gij zoo verliefd zijt op hare slechtheid; if you are so fond over her iniquity. Zoo als moulin vertaalt, moest er staan, fond of her iniquity; nu wil het zeggen: als gij zoo teêrhartig gestemd zijt over enz. Bl. 86: Wat gruwbre waan! what horrible fancy's this? d.i. wat vreeselijke gril is dit van u! Rec. heeft den voorraad van het opgeteekende niet uitgeput, maar toch genoeg voorbeelden aangehaald, die bewijzen, dat de Heer moulin den Dichter niet overal schijnt verstaan te hebben; voorzeker eene zware beschuldiging tegen iemand, die zulk eenen classieken Schrijver, als shakespeare, wil vertalen! Wat nu het tweede punt betreft, of hij getrouwelijk heeft overgebragt, wat hij heeft verstaan, zoo moeten wij, over het algemeen, hem den lof van getrouwheid toekennen. De wijze, waarop hij daarin is te werk gegaan, moet, dunkt ons, goedkeuring wegdragen. Ook de vorm toch van het oorspronkelijke geeft iets zeer eigenaardigs aan de stukken van shakespeare; en dien vorm, zooveel met ons taaleigen bestaanbaar is, terug te | |
[pagina 263]
| |
geven, behoort tot de getrouwheid der overbrenging. Verschillende dus van den Rec. van een vroeger stuk des Heeren moulin, keuren wij het gebruik der vijfvoetige jamben allezins gepast en zouden dit met de voorbeelden van groote namen kunnen staven. Het gebruik van deze rijmelooze jamben stelt ook in staat tot eene bijna woordelijke vertaling, het groote doel, dat de Heer moulin zich heeft voorgesteld. Maar juist omdat de gekozene voetmaat zich daartoe uitstekend leent, mogen wij ook veel vorderen; en de betuiging der Voorrede, dat de gestrengste beoordeeling ook de aangenaamste zal zijn, en de hoop, dat de in het midden gebragte aanmerkingen, indien de Heer moulin voortgaat met andere stukken van shakespeare te vertalen, zullen kunnen strekken, om hem tot gedurig grootere omzigtigheid, tot verdere beschaving en verbetering van zijn werk aan te sporen, doen den Rec. ook hier een en ander gebrekkigs uit het door hem opgeteekende mededeelen. Op sommige plaatsen heeft moulin te letterlijk vertaald, en daardoor is het Engelsch gebleven, geen Hollandsch geworden. Bl. 9: wat maakt hij hier? wat makes he here? voor: wat doet hij hier? Bl. 43 is selfcharity, liefde tot zichzelven, vertaald door eigenliefde, dat geheel iets anders is. Bl. 54: Ik verwonder mij; wat kondt gij vragen. I wonder in my soul what you could ask me. d.i. Ik zou niet weten, wat gij mij enz. Bl. 68: Doem, o doem die snoode! Damn her! Vloek over haar! Het woord abused is ook dikwijls ongelukkig en ongepast overgebragt door gekrenkt of ook verstrikt. Dikwijls schijnt de jambe schuld aan de mingelukkige overbrenging te hebben, omdat de zin zich niet gemakkelijk daarin voegen wilde; b.v. bl. 15: te wanen, dat volmaaktheid zoo verdwaald Kon strijden met natuur; waarin de woorden zoo verdwaald misplaatst zijn; shakespeare zegt: dat volmaaktheid zoo tegen alle wetten der natuur kon zondigen. Bl. 18: Hij, die bestolen lacht, besteelt den dief; Wie vruchtloos jammert is zich zelf een grief. Het rijm heeft daar de tegenstelling weggenomen, die toch niet gemist kan worden: Die vruchtloos jammert, besteelt zichzelf. Bl. 55: Verderf mijn ziel, 'k bemin u. Het moest zijn: Indien ik u niet bemin, zoo zij het verderf mijn deel! Bl. 61: Mijn troost is, dat ik van haar walg. Dat kon othello niet zeggen; zijne geheele ziel hing nog aan haar. Hij zegt: Haar te haten en te verachten, moet voortaan mijn troost zijn. | |
[pagina 264]
| |
De beschrijving van desdemona (eene moeijelijke plaats) schijnt vooral zwak vertaald: Een maagd, Die de edelste en beroemdste op zijde streeft, Den lof van 't kunstpenseel te boven gaat, En in der schepping feestgewaad gehuld, 't Voortreflijkste evenaart. In dat op zijde streven en evenaren kan men eene herhaling niet miskennen, terwijl het althans geen climax is op het te boven gaan. Shakespeare heeft: die aan de [heerlijkste] beschrijving en den hoogsten roem beantwoordt (gelijk is, paragons), die de stoutste verbeelding (quirks) van het kunstpenseel te boven gaat, en in het zuiverste omkleedsel der schepping elke voortreffelijkheid bezit.Ga naar voetnoot(*) Bl. 63: Hij, die bestolen zijn verlies niet voelt, blijve onbekend; het moet zijn: blijve daarvan onkundig. Bl. 87: o Desdemona, ga toch, ga toch heen! Flaauw en ondragelijk voor het hartstogtelijke: o Desdemone, away, away, away! Rec. wil ook hier de voorbeelden niet vermenigvuldigen. Genoeg heeft hij aangewezen, om te doen gevoelen, dat eene naauwkeuriger bewerking niet overtollig zoude geweest zijn; want vele plaatsen had hij nog opgeteekend, waarop soortgelijke aanmerkingen te maken waren. Hij moet nu nog over het dichterlijke der overbrenging spreken. Reeds heeft hij zijne goedkeuring betuigd over de gekozene voetmaat. Dat deze voor onze taal geschikt is, heeft, nog niet lang geleden, Prof. lulofs met de daad getoond; en, indien Rec. zich niet bedriegt, hebben wij ook voor het treurspel daarvan de bewijzen in de vertaling van eenige stukken van schiller, onder anderen Maria Stuart en de Maagd van Orleans (door kinker bewerkt.) Ook de Heer moulin heeft hier en daar proeven gegeven, hoe gepast deze versmaat aldus kan worden gebezigd. Eene algemeene aanmerking zou zijn, dat hij niet genoeg afwisseling in zijne verzen aanbrengt. Vooral had deze dikwijls kunnen worden bevorderd door de regels met een slepend woord te eindigen en daardoor het eentoonige gedurig af te breken. Het spijt Rec. evenwel, dat hij met zulk eenen algemeenen lof niet mag eindigen, en dat hij, in het belang der kunst en van den Heer moulin zelven, hem moet doen opmerken, dat hij het werktuigelijke der versificatie en ook de taal zelve nog | |
[pagina 265]
| |
niet genoeg meester is. Van die gebreken getuigen plaatsen als de volgende: Bl. 14: wat voor bezwering; hoe is het mogelijk, zulk een' ondragelijken stoplap als dit voor te gebruiken! Bl. 48 is de naam cassio gebezigd op eene wijze, die de voetmaat niet duldt. Dat men er twee syllaben van make, laat Rec. gelden; maar de klank moet vallen op de eerste, niet op de tweede. Bl. 70: verloort of gaaft ge 'm weg; volstrekt ongeoorloofde zamentrekking voor gij hem. Bl. 104: Heb dan genade. met al mijn hart; in plaats van , gelijk het bij ons gebruikelijk is. Erger is het intusschen, dat zoo dikwijls der taal en den bouw der volzinnen geweld wordt aangedaan, b.v. bl. 8: het weinig vroomheid, voor de weinige; bl. 13: die lijnregt stevenden op Rhodus aan, voor aanstevenden; bl. 68: beweegd, voor bewogen; bl. 1: verafschuw mij, is Duitsch; ibid. windgebeuk (?); bl. 63: uren sluikvermaak; bl. 66: o vloekbaar hout! voor vervloekt; bl. 16: dit te hooren, Was Desdemona vol opmerkzaamheid, is geen Hollandsch; bl. 97: ja bij douzijnen, en wel zooveel meer, De wereld, daar ze om speelden, vol te maken. Dit is immers geen zin.
Rec. eindigt hier zijne beschouwing van deze vertaling van Othello. Hij had gewenscht, dat dezelve onbepaald gunstiger had kunnen uitvallen. Maar onpartijdigheid en het belang der vaderlandsche letterkunde verboden dit. Ook het belang van den Heer moulin, indien hij het wèl inziet, vorderde eene naauwkeuriger toetsing; wij vermoeden toch, dat hij meerdere stukken van shakespeare wil overbrengen, en daarbij is eene aanwijzing van gebreken en feilen zeker hem nuttiger, dan eene algemeene, maar onbewezene loftuiting. Hij worde daardoor dan ook niet ontmoedigd noch daarover gebelgd. Indien hij zijnen arbeid wil voortzetten, ga hij met bedachtzaamheid verder, vergete het nonum prematur in annum van horatius niet, en geve, zoo het kan, zijn handschrift, vóór de uitgave, aan de toetsing van oordeelkundige, maar gestrenge vrienden. Zijne stukken zullen er bij winnen. Shakespeare verdient ook, dat men aan de vertaling van de voortbrengselen van zijn genie de gevorderde moeite bestede, en de staat onzer Letterkunde, vooral ook die onzer Poëzij, eischt dit gebiedend. |
|