Bedrijf en het andere; maar elk afzonderlijk Bedrijf, en wel vooral indien er geene tooneelverandering te midden van hetzelve geschiedt, en men dus, bij de vertooning, op ééne plaats alles achtereenvolgende volvoeren ziet, mag en kan geen langer tijdsverloop voorstellen, dan de spelers tot de uitvoering behoeven. Dat de ontknooping vrij zeldzaam is, zal ieder erkennen; doch dat zij eens zoo! ware slechts de wijze, waarop men tot die ontknooping komt, meer waarschijnlijk! Nu laat zich de toedragt der zaak in zoo korten tijd onmogelijk begrijpen. - Ziehier nog eenige bijzondere aanmerkingen, welke ons bij het lezen voorkwamen. Henda, de dochter van Aly Barba, wordt hier geroemd van wege ‘hare mannelijke schoonheid’! - Verwekt vermoedens op. - ‘Zijt gij onpasselijk?’ vraagt Osman aan Henda; en zij antwoordt: ‘Ik ben zoo vervelend.’ - Een geheim er uitploffen, en een geheim stilhouden. - Soraka, de moeder van Henda, zegt haar, dat hare eigene zwaarmoedigheid uit dik bloed ontstaat; waarop het verliesde meisje regt naïf antwoordt: ‘Nu, dan kan het bij mij immers ook wegens het dik bloed zijn.’ Waarop Mama weder zegt, dat zij daar ‘goed' raad voor weet: eenige aderlatingen, lauwe baden, het vel eenigzins prikkelen,’ enz. - ‘Geen moederlijke traan zal mij meer bevochtigen, geen vaderlijke zege meer op mijn hoofd dalen.’ - De redenering van Henry over de slavernij op bl. 68, 69 staat in een stuitend contrast met die hem in den mond gelegd wordt op bl. 78, 79. - Dat vrijen van Henda, op bl. 88-90, waar zij tot haren minnaar ook van hare huwbaarheid spreekt, is toch wat heel kras, en bewijst wel het eerste, maar geenszins het laatste gedeelte van hetgeen zij tot hem zegt: ‘Ik
ben geen kind meer, maar was het in de liefde.’ - ‘Hoe bevindt gij u?’ vraagt Osman aan Estavajel. ‘Merkelijk beter.’ ‘Geen wonder; gij hebt goed gegeten.’ - Het duël beschouwd als ‘de uitspraak van de regtvaardigheid des Hemels,’ en wel in den mond eens Christens, is ergerlijk. - Iemand, die, door een' knodsslag op het hoofd, bewusteloos nedervalt, en zich terstond daarna ‘geheel hersteld’ voelt, heeft wel eene ijzeren hersenpan! - Dat de Franschen hier een volk genoemd worden, ‘tot de grootste der natiën verheven,’ klinkt ‘den regtschapen Nederlander’ niet zeer nationaal in de ooren, en doet ons wederom gedenken aan het Fran-