geur en kracht, en men vindt bijna geen regel, waarop men niet met grond aanmerkingen zoude kunnen maken, ten betooge, dat de schrijvers, in den echten zin van het woord, geen Latijn verstaan.
Indien het goed Latijn schrijven dan zoo moeijelijk is, en zoo veel geleerdheid en oefening vooronderstelt, is het geen wonder, dat genoemde Faculteit onder de vele antwoorden, op hare vraag ingezonden, geen bekroond heeft. Dit was zeker eene onaangename teleurstelling voor de inzenders; maar zij moeten de kieschheid der Faculteit waarderen, en er aansporing in vinden, om zich meer en meer in een vak te bekwamen, waarin wij nog, hoe weinigen er dan ook mogen zijn, boven alle volken van Europa uitmunten.
Wij prijzen het in den Heer tresling, en beschouwen het als een blijk van zedigheid en zelfkennis, zonder welke niemand in eenig vak van wetenschap iets worden kan, dat hij den moed niet verloren heeft. Getuige daarvan deze uitgave, waartoe hij voornamelijk bewogen is, nadat hij het geluk had, om alle de werken van den voortreffelijken agricola te kunnen lezen, waaruit hem de verdiensten van dien man nog duidelijker en grooter voorkwamen. Dit boekje is dan nu eene aangename en nuttige bijdrage tot de letterkundige geschiedenis, welke wij met veel genoegen hebben doorgeloopen, en de Latiniteit zelve geeft ohs de hoop, dat de Schrijver, bij aanhoudende oefening, een in dit vak uitstekend man kan worden.