Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 755]
| |
Gedachten van eenen Duitscher, over den Belgischen opstand in 1830.‘Het is bekend, dat de zaak der oproerige Belgen geruimen tijd werd goedgekeurd en toegejuicht door zoodanige buitenlanders, die tot de liberalen behooren of willen behooren. Men deed het voorkomen, alsof een onderdrukt volk, een ondragelijk juk afwerpende, tegen het geweld van willekeur en dwingelandij worstelde. Wij, die met deze verbijsterde Belgen jaren lang onder dezelfde wetten leefden, wij weten, dat het oproer aan geheel andere oorzaken toegeschreven moet worden. En buitenlands begint men ook meer en meer naar waarheid te oordeelen over den lang en listig voorbereiden opstand. Welligt zal het sommigen der Lezeren van dit Mengelwerk niet onaangenaam zijn, hier medegedeeld te vinden, wat over de gebeurtenissen in België wordt gezegd in een zeer liberaal Duitsch Tijdschrift, welks strekking kenbaar is aan de zinspreuk: Voorwaarts! - Wij nemen dus daaruit het volgende over.’
Velen in Duitschland en elders hebben (in den beginne vooral) den Belgischen opstand uit een geheel verkeerd oogpunt beschouwd, alsof het volk reden had, om tegen den Koning der Nederlanden zich te verzetten. Maar zij, die het gedrag der Belgen eerst aan vaderlandsliefde meenden te moeten toeschrijven, kenden den eigenlijken toestand van België niet, en hadden geenszins opgemerkt, wat sedert 1814 aldaar gebeurde. Te onregt heeft men ook het Brusselsche oproer gelijk willen stellen met de omwenteling, die een weinig vroeger te Parijs plaats had. Tusscher beider oorzaken en bedoelingen is een zeer groot verschil. Hij dwaalt derhalve, die de zaak der Belgen naar die der Franschen zou willen beoordeelen. Tusschen de Fransche omwenteling van 1830 en het oproer der Belgen is wel gelijkheid, maar alleen | |
[pagina 756]
| |
in omgekeerde rede. De Fransche omwenteling was tegen eene Jezuitsch gewordene Regering gerigt, en had in het algemeen ten doel het verdedigen van de belangen der menschheid - verlichting, beschaving, vrijheid - tegen de pogingen, die aangewend werden, om den geest des tijds in Frankrijk te onderdrukken, en de duisternis der Middeleeuwen terug te brengen; in België, daarentegen, wil eene Jezuitsch Ultramontaansche partij, die het domme volk heeft weten op te winden, den geest der verlichting, in welken de Nederlandsche Regering ook ten opzigte van het Roomsch-Katholieke België in het algemeen sedert 1814 gehandeld heeft, bestrijden, en hare eigene belangen in de plaats van die der menschheid stellen - hare eigene belangen tegen de verlichting der negentiende eeuw doen gelden. Frankrijk wilde voorwaarts en België wil - rugwaarts! Dat wil België, zoo men namelijk hier van België in het algemeen, en niet veeleer van het door die Monnik-Jezuitsche, Roomsch-Pauselijke partij opgezette en verbijsterde gedeelte der bevolking spreken moet. Het is de duistere geest der terugwerking, die tegen de Nederlandsche Regering zich verzet, maar die den vorm en het gewaad van eene tegen willekeur strijdende tegenkanting heeft aangenomen. Het is slechts het drijven van eene zekere Priesterpartij, die zich vijandig toont tegen alle vrijheden, welke ten gevolge van toenemende ontwikkeling thans dringende behoefte zijn geworden - van die onverdraagzame partij, welke, tegen eene Protestantsche Regering, die, in den echten geest van het Protestantismus, billijke vrijheid in alle opzigten, zoo veel mogelijk, poogde te bevorderen, zich aankantende, sedert 1814 in het geheim en openlijk werkte, om haar doel te bereiken. Die partij der sluwe Ultramontanen is immers tegen vrijheid in het godsdienstige, tegen gelijkheid in burgerlijke regten, en tegen zoodanige vrijheid der drukpers, als er voor alle onderdanen in het Koningrijk der Nederlanden bestaat! Zij wil elke andere Godsdienst uitsluiten, en verlangt voor zich | |
[pagina 757]
| |
boekenkeur en geestelijk oppertoezigt! Men weet maar al te goed, welke listen zij gebruikt heeft ten opzigte der vrijheid van drukpers en van het openbaar onderwijs, dat aan de zorg der Regering was toevertrouwd. Moge ook de Nederlandsche Regering soms in de keuze der middelen misgetast hebben; moge het waar zijn, dat er gebreken in het bestuur plaats hadden, en dus de Belgen met reden over bezwaren konden klagen, - ieder, die den gang der zaken in België van 1814 af oplettend gadegeslagen, en de listige kabalen eener woelende Geestelijkheid opgemerkt heeft, kan niet het minste daarover in twijfel zijn, dat deze Jezuitsche partij van die misslagen, gebreken en bezwaren op eene slimme wijze gebruik wist te maken, om, onder zekere voorwendsels, een groot gedeelte der bevolking dienstbaar aan hunne eigene geheime oogmerken te maken en tot openbaren opstand tegen de Regering aan te zetten.Ga naar voetnoot(*) De eigenlijke oorzaak van al het gebeurde is te zoeken in de woelingen van zekere heerschzuchtige partij in België. Had het volk al reden tot ongenoegen over misslagen en gebreken in het bestuur gehad, deze ontevredenheid zoude zich geheel anders, dan in de dagen van September, geopenbaard hebben. Slechts kwalijk gewijzigde godsdienstijver, opgewekt en onderhouden door die Jezuitsch Ultramontaansche partij, kon zoodanigen tegenstand veroorzaken. Van de staatkunde, welke twee landen van zoo verschillende ontwikkeling vereenigde, wordt hier niet gesproken. Men neme echter in aanmerking, dat sommige misslagen en gebreken in het bestuur, waarover de Belgen misschien met reden konden klagen, niet zoo zeer aan de Nederlandsche Re- | |
[pagina 758]
| |
gering te wijten zijn. Omstandigheden gaven er aanleiding toe. Tusschen twee zoo ongelijksoortige deelen kon de vereeniging niet anders, dan op zeer onvolkomene wijze, plaats hebben. De schandelijke woelingen der Ultramontaansche partij en de daardoor veroorzaakte omwentelingsgeest deden heilzame pogingen der Regering mislukken. Door die tegenkanting vooral kwam het, dat er fouten begaan werden. En de eigenlijke raddraaijers, steeds naar vaste plannen te werk gaande, waren slim genoeg, om, het zij dan wezenlijke, het zij voorgewende, gebreken in het bestuur zich ten nutte te maken, ten einde alle de maatregelen der Regering verdacht te doen voorkomen. Het oproer der Belgen is niets anders, dan strijd der duisternis tegen het licht. De Nederlandsche Regering wilde volksverlichting bevorderen. In Frankrijk (vooral tot aan Julij 1830), in Spanje, Italië, in een gedeelte van Zwitserland en Duitschland streed en strijdt nog zekere lichtschuwe partij op gelijke wijze. De geschiedenis onzer dagen geeft belangrijke wenken. Die opmerken wil, kan veel leeren. Rome, het Pauselijk Rome, blijft steeds Rome, ook in de negentiende eeuw, en laat geene pogingen onbeproefd, om de voorwaarts gaande volken met het fijngesponnen webbe zijner hierarchij te omgeven en in hunne beweging tegen te houden, of op de verlatene paden der Middeleeuwen terug te leiden. Rome wil rugwaarts; de wereld wil voorwaarts - wat willen de Regeringen? |
|