Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 744]
| |
Waar volksverleiders slechts hun eigen heil van wachten,
Dien afgod van het laagst gemeen,
Dien kweekt geen zucht naar vrijheid - neen!
En Neêrlands kroost zal steeds elk' oproerkreet verachten.
O volk! door heldenmoed vermaard,
Maar steeds in slavernij geklonken;
O Polen! dapperst volk der aard',
Wat kon uw woede dus ontvonken?
Was 't adeltrots of priesterlist,
(Die voedsters van geweld en twist)
Die dus u wroeten deed in eigen ingewanden?
De vrijheid was de leus - uw moed
Ontvlamt - gij stort uw heldenbloed....
En uwe slavernij was 't doel van dwingelanden.
Diep griefde 't elken menschenvrind,
Toen gij dien oproerkreet deedt hooren.
Wat was die vrijheid, die ge, ontzind,
Tot uwen afgod hadt verkoren?
Helaas! gij hebt haar nooit gekend:
Aan slavernij is 't volk gewend;
't Is 't eigendom, als 't vee, van trotsche wereldgrooten:
Die snoodaards willen Opperheer
Noch wet, noch regt; hun roem en eer
Is, 't volk naar vrijen wil in 't diepst verderf te stooten.
O Warschau! in uw' ouden wal
Werd eerst de bloedvaan opgestoken;
Straks klinkt alom het krijgsgeschal,
Alom was 't oproer losgebroken!
Uw grooten, tuk op magt en eer,
Verraadden hunnen Vorst en Heer;
't Verbond vertrapten zij, zoo plegtig eens bezworen!
Wie beefde niet bij dit bestaan?
O Warschau! gij moest ondergaan;
U wachtte een vreeslijk lot, u tot uw straf beschoren!
Daar werd uw vest een legerkamp,
De burger uit zijn huis verdreven,
Zijn erf, bij de algemeene ramp,
Soldaten ten verblijf gegeven;
't Dreigde all' vernieling en den dood;
Daar waarden ziekte en hongersnood,
Als spoken, grijnzend om, langs uw versperde straten;
Daar werd de stem der wet gesmoord;
Daar vielen burgers, wreed vermoord
Door 't opgeruid gemeen, nu band'loos, losgelaten!
| |
[pagina 745]
| |
Naauw werd uw oproerkreet gehoord,
Of vreeslijk klonk hij door het Noorden;
Een heir van krijgers rukte voort,
En snelde naar de Weichsel-boorden;
Verschriklijk bloedig was de strijd;
Een heldendrom, den dood gewijd,
Stond voor uw wallen pal - 't was sterven of verwinnen!
Daar snelden nieuwe krijgers aan;
Nu, Warschau! moest gij ondergaan;
Door vuur en stroomen bloeds rukte uw verwinnaar binnen!
Buigt, Poolsche grooten! 't hoofd nu neêr!
Reeds is uw vonnis uitgesproken.
Buigt, trotschaards! voor uw' Opperheer!
Gij-zelf hebt uw verbond verbroken.
Geen staatsverdrag, door u vertreên;
Zijne oppermagt, zijn wil alleen
Zij voortaan u ten wet! Leert voor uw' Heerscher knielen!
Gij trapt' uw vaderland in 't slijk;
Hij klinkt het aan zijn magtig rijk.
Bloost, bij der helden asch, die door uw snoodheid vielen!
Haarlem, den 12 Nov. 1831.
|
|