Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan eene bedroefde moeder. Uw zoontje, zat van weenen En pijn en ongeneugt', In de eerste vaag der jeugd, Ging voor uw oog dan henen, En zag uw wreed verdriet, o Droeve moeder! niet. Zijn kennis mogt niet groeijen: In 's levens dageraad, Die weinig gâren laat, Begon de storm te loeijen; Hij sloot voor 't aardsche licht Zijn minlijke oogjes digt, Gelijk het rozeknopje Voor 't snerpend windgefluit Zijn teedre blaadjes sluit Om 't dikgezwollen topje, Dat in zijn' eersten bloei Versterft in de enge boei. Maar, moeder! droog uwe oogen! Nu, 's levens leed ontrend, Is hem geen smart bekend; Hij werd uw' liefde onttogen, [pagina 741] [p. 741] Om, boven leed en pijn, Een hemelling te zijn. Wat staart ge dan zoo donker? Op Vaderlijk bevel, Ver boven 't stargeflonker, Is hij bij de Englen wél. Staak, moeder, dan uw klagen! Uw' lievling vindt ge weêr In hooger, reiner spheer, Waar ge eens het licht ziet dagen, Dat vlekloos u verbeidt, In 't rijk der eeuwigheid. H. Vorige Volgende