Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets, over het schaakspel.Er is, onder de spelen, die van de Grieken of Romeinen tot ons gekomen en nog in zwang zijn, geen spel, hetwelk minder verbasterd, en, door alle Eeuwen heen, meer geacht is geworden, dan het Schaakspel. Wanneer wij de aanmerkingen van thomas dempsterus op het Vde boek der Romeinsche Oudheden van rosinus nagaan, zullen wij uit eene menigte plaatsen, zoo wel uit Grieksche als Romeinsche Schrijvers getrokken, de hooge waarde kunnen opmaken, waarin het bij deze Volken stond. Ook blijkt het uit eene plaats, door denzelfden Geleerde aangehaald, uit een werkje van hieronymus vidas van Cremona, getiteld Scacchia ludus, en uit een gedichtje, (poemation ad Pisonem) door sommigen aan ovidius, door anderen aan lucanus toegeschreven, dat dit spel voorheen even als thans gespeeld werd; met uitzondering, dat de Romeinen, die de Koningen weinig in eere hielden, die stukken Imperatores noemden; terwijl de stof, waarvan zij vervaardigd werden, meestal uit glas, was of edelgesteente bestond. Grieksche en Romeinsche Veldheeren maakten, in ledige oogenblikken, om zich in de kunst van oorlogen te oefenen, van dit spel gebruik. Wijsgeeren en Dichters roemden het, als eene onschadelijke en vorstelijke uitspanning.Ga naar voetnoot(*) Dit bij de Grieken zoo wel, als bij de Romeinen, zoo beroemde spel is van zoo hoogen ouderdom, dat men deszelfs oorsprong alleen gissen, niet bewijzen kan. Er zijn er geweest, die chilo, een der zeven Wijzen van Grieken- | |
[pagina 723]
| |
land, - anderen, die Koning pyrrhus, attalus, Koning van Pergamus, of wel een krijgsknecht uit de legers van xerxes, voor den uitvinder van dit spel gehouden hebben. Met meer gronds houdt men er palamedes voor, en de oude Grieksche Dichters, zoo als sophocles, oordeelen, dat hij dit spel, gedurende het beleg der stad Troje, tot tijdkorting en vermaak zijner krijgsknechten, uitgedacht hebbe.Ga naar voetnoot(*) In een handschrift uit de XVde Eeuw, door huydecoper, in zijne aanteekeningen op melis stoke, onder den naam van Schaecspel, aangehaald, staat: ‘Philometor - maecte dat Schaecspil in de stadt van Babylonien, ende dat Tafelbort nader formen des schaecs voirsz.’ en dat wel langen tijd vóór dat Troje belegerd werd. De meesten oordeelen, dat dit spel noodwendig van de Arabieren of Perzen moet ontleend zijn, wijl zulks nog uit ons schaak blijkt, als afkomstig van Schach, Koning; zoodat schaakspel eigenlijk Koningsspel in onze taal zou zijn, en de spreekwijze: schaak de Koning! niet kan gebezigd worden. Indien wij nu ook aannemen, dat mat dood beteekent, kunnen wij schach mat (wij zeggen schaak mat, de Franschen echec mat, de Engelschen check mate) dus overzetten: de Koning is dood. Welligt beteekent mat vermoeid (fatigatus, defessus, abscissus) en schaak roof; vandaar schaken, ontschaken, ontrooven. Vergelijk ten kate's Aanleiding, IIde D. bl. 692. Waren de Worptafelen en Quaak-, d.i. Tiktak- of Verkeerborden, het kaatsen, kegelen, klossen, dobbelen en quairten bij onze voorouders geacht, niet minder het schaken, 't geen zelfs, zegt van wijn in zijne Hist. Avondst. IIde D. bl. 104, een gedeelte der opvoeding plagt uit te maken. Wij verstaan meestal, onder den naam van Schaakspel, het bord en de stukken; onze voorouders niet: zij noemden het Scaecspel de stukken, en het bert of de scake de tafel of het bord, waarop men speelde. Reeds in verschillende handschriften, uit het laatste gedeelte der XIIIde Eeuw, wordt van dit spel gesproken; zoo als in het handschrift, getiteld Walewein, fol. 61. a: | |
[pagina 724]
| |
‘Eer dat Walewein sinen casteel
Ruumde, haddi hem al geheel
't Scaecspel ghegeven, dat was so diere,
En dat bert.’
en elders: ‘Inne (ik ne, ik en) sie wech, no recht no cromme,
Daer ic den scake volgen mach.’Ga naar voetnoot(*)
Men vindt ook bij kiliaan iets over dit spel, op de woorden: schaecke, schaeckspel-spelen, schaeckspel, schaeckberd. En winschooten geeft in zijnen Seeman, op het woord schaken, de verschillende beteekenissen op, waarin hetzelve voorkomt. Vooral vergelijke men ten kate, l.c. Volgens sommige wetten, omtrent het jaar 940 opgesteld, moest de Wallische Koning aan zijnen Bard of Hofdichter, wanneer hij met zijn ambt bekleed werd, eene harp of schaakbord, en de Koningin een' gouden ring geven; ook mogt hij deze harp of dit schaakbord nimmer weggevenGa naar voetnoot(†). Toen Koning arthur in zijn hof te CarliceGa naar voetnoot(‡) met zijne Heeren aan tafel zat, kwam er onverhoeds door het venster een zeer kostelijk schaakspel-bord van elpenbeen met goud, zilver en edelgesteente; spoedig echter verdween het, en de Koning wekte zijne Ridders op, om het achterna te rijden.Ga naar voetnoot(§) Onze voorouders, en vooral onze Stadhouders, schijnen, met andere beroemde Vorsten, bijzonder dit koninklijk spel bemind te hebben. Ik zal dit met een enkel voorbeeld trachten te bevestigen. Hooft meldt ons in zijne Ned. Gesch. bl. 25, en van meteren, D.I. bl. 203 zijner Historie van de Oorlogen | |
[pagina 725]
| |
en Geschiedenissen der Nederlanderen, dat willem de I met den Graaf van egmond aan het schaakspel zat, toen een aanzienlijk Spaansch hoveling hem vroeg, of zij tijd om te spelen hadden, en niet meer dachten aan het verzoekschrift, (betreffende het Spaansche krijgsvolk) hetwelk zij overgegeven hadden? Zij hielden die vraag voor boert, en speelden het spel gerustelijk uit. Wagenaar zegt van Prins maurits, (Vad. Hist. D. X. bl. 503) dat het Schaakspel eene zijner geliefkoosdste uitspanningen was, waarmede hij zich, vooral gedurende het Bestand, dikwerf vermaakte. Van wijn zegt, (in de Bijvoegs. en Aanm. op wagen. Vad. Hist. D. X. bl. XI.) dat philips willem zijn treurig verblijf in Spanje door het Schaakspel lenigde. Toen karel V, in 't jaar 1547, johannes frederik den Grootmoedigen zijn doodvonnis liet voorlezen, terwijl hij met den Hertog van lunenburg schaakte, zeide de Keurvorst, na bedaard de lezing aangehoord te hebben, tot den Hertog: ‘Nu, speel voort!’ (Schröck, Alg. Gesch. IIIde D. bl. 578.) Karel de XII, Koning van Zweden, was een bijzonder liefhebber van dit spel. Hij verloor echter bijna altijd, dewijl hij in zijn spelen zich te veel van den Koning bediende. Toen hij te Bender zijn huis, hetwelk belegerd zoude worden, wel versterkt had, ging hij bedaard met zijnen gunsteling grothusen zitten schaken. (Voltaire, Histoire de charles XII. pag. 237, 305.) Voltaire zelf speelde dikwijls op het schaakbord, inzonderheid met den Ex-Jezuit adams, die het opzigt over zijne bezittingen had. (J.j. bjornstähl's Reize, Iste D, bl. 167.) Ook frederik de Groote schaakte van tijd tot tijd; maar kaarten nam hij nimmer in handen. (Historische Beschrijving van frederik den Grooten, Iste D. bl. 62.) Men verhaalt ook, dat karel de IX bijzonder dit spel beminde, en zich, vóór het aanbreken van den bekenden Bartholomeus-nacht van 1572, met den Graaf frans van larochefaucauld met schaken vermaakte. Jacobus I, Koning van Engeland, wilde volstrekt niet, dat zijn zoon zich met dit spel onledig zoude houden, wijl deze er zich zoo aan overgaf, dat hij zijne overige bezigheden verzuimde. | |
[pagina 726]
| |
Gelijk door alle Eeuwen heen, is dit spel nog een der geliefkoosdste spelen. Zoo wel de Burger als de Vorst stelt er roem in, voor een goed en bedreven schaker gehouden te worden. - Fraai is de beschrijving van dit spel, ons door den beroemden bilderdijk, bl. 13 van zijn Buitenleven, gegeven: ‘Wat verder, statig, stil, in aandacht opgetogen,
Geleidt een ernstig paar, aan 't mijmrend spel verpacht,
Dat Palamedes 't eerst op 't Trooische strand bedacht,
Op 't bonte ruiteveld zijn zwarte en witte benden
Ten oorlog zonder bloed, met kunst- en geestrijk wenden.
Lang houdt der strijdren macht elkaêr in evenwicht:
In 't eind verschijnt nogthands 't noodlottig tijdsgewricht,
En 's overwinnaars stem roept, juichende in den zegen,
't Verplettrend schaak en mat aan d'overwonnen tegen.’
Dordrecht, 3 Sept. 1831.
|
|