Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets, over de schoonheid van de Nederlandsche vlag.Terwijl de heerlijke Hollandsche vlag moedig van onze onverwinnelijke vestingen en van onze oorlogsvaartuigen waait, en door de heldendaad van den vereeuwigden van speyk en de kloekhartigheid van hobeyn op nieuw is verheerlijkt; terwijl over deze roemrijke vlag veel wordt geschreven, en dezelve als een geschenk van willem den eersten, den Grondlegger onzer Vrijheid, wordt beschouwd, herinnerde ik mij, in het Manuscript van het nog onuitgegeven tweede Deel der Reizen van mijnen BroederGa naar voetnoot(*), iets over de schoonheid van die wereldberoemde vlag gelezen te hebben; welk fragment, of uittreksel, ik, als in deze oogenblikken niet geheel ongepast, alhier mededeel: ‘Eindelijk kwamen wij ten anker op eene reede aan den zuidwal, nabij een klein en zeer laag eiland, Klein-Bonaire genaamd. Hier verbeeldde ik mij Curaçao te zien, toen het, vóór bijna twee eeuwen, door onze voorvaders in bezit werd ge- | |
[pagina 682]
| |
nomen. Langs een dor, eenzaam en akelig strand, waar men niets boort dan het eentoonig gekabbel van het water, ziet men eenige ver van elkander liggende huizen van stroo, in welker midden een klein Fort staat, met vier stukken geschut voorzien, waar de Kommandeur zijn verblijf houdt, en dat tot eene bewaarplaats dient van de landsgoederen. Op het strand waren eenige cano's getrokken, die tot de visscherij gebruikt worden, en nabij den oever lag het vaartuigje, dat ons den vorigen dag was voorbij gezeild, benevens eene andere kleine bark, zonder menschen aan boord, voor hunne ankers heen en weêr te slingeren. Het eenigste sieraad, dat bij dit ongunstig gezigt het oog vervrolijkte, was de schoone driekleurige Nederlandsche vlag, die van het Fort waait, en mij deed zien, dat ik op eene vaderlandsche bezitting kwam. Men moet buiten het Vaderland geweest zijn, men moet eene zeereis gedaan hebben, om te kunnen oordeelen over de aangename gewaarwording, welke men ondervindt bij het zien van onze nationale vlag! De vrolijke indruk, dien dezelve maakt - en ik mag hier mijn eigen gevoel min of meer laten gelden, als dat van alle Nederlanders - is niet slechts het gevolg van de gedachte aan ons Vaderland en van eene herinnering aan den roem dier vlag, welke eens op alle zeeën en in alle havens op den aardbol gezien werd in grooter' getale (het is zonder overdrijving gesproken) dan de vlaggen van alle volken van Europa te zamen, voor welke eens de vloten der grootste Zeemogendheden de vlugt namen; maar die vrolijke indruk is ook een gevolg van de schoonheid dier vlag zelve: levendig rollen de drie kleuren in den luchtstroom, schitteren reeds op een' afstand, waar nog geene andere vlag te onderscheiden is, vermengen zich nooit in elkander, uit hoofde van de juiste plaatsing der kleuren, worden nooit onkenbaar gemaakt, al rukt de wind of de vijandelijke kogel dezelve aan flarden; het laatste stukje, dat aan den paal zitten blijft, doet nog de vlag van Nederland zien. Het mag de schoonste vlag der wereld genoemd worden. Zij steekt bij de kruisen en strepen, waaruit de vlaggen van sommige Zeemogendheden bestaan, zeer af in duidelijkheid, schoonheid en levendigheid. Het spinneweb van Engeland - de trouwe afbeelding van het gekunstelde van deszelfs staatsbestuur en van het gevaarlijke van deszelfs | |
[pagina 683]
| |
kabinet voor andere landen - is uit de drie kleuren der Nederlandsche vlag zamengesteld. Zelfs die vlag, welke het naast aan de onze komt, namelijk de Fransche nationale, is minder schoon, omdat van de kleuren, die regtstandig loopen, er altijd ééne verloren gaat, wanneer de vlag niet geheel uitwaait. Vandaar, dat de meeste Zuid-Amerikasche Staten, in hunne keuze van vlaggen, de Nederlandsche tot model genomen hebben; bij voorbeeld: Columbia heeft in deszelfs vlag drie strepen; de bovenste is geel, in het midden blaauw, en de onderste rood. Mexico drie strepen, van welke de opperste groen, de middelste wit, en de onderste rood is. De vlag van Chili komt nog nader aan de Nederlandsche: de bovenste helft bestaat uit twee strepen, blaauw en wit; de onderste helft is rood; eene witte star in de blaauwe streep maakt het onderscheid met de Nederlandsche duidelijker. Peru heeft twee horizontale strepen, van welke de bovenste wit en de onderste rood is. In de vlag van Guatimala vindt men drie horizontale strepen, de onderste en bovenste blaauw en de middelste wit; even zoo in die van Buenos Ayres, met dat onderscheid, dat men in de witte streep eene zon heeft.’
De Dichters bezingen dan ook met edele geestdrift onze fraaije nationale vlag. Van der hoop zingt: Waai vrolijk, Hollands schoone vlag!
Uw grootheid praalt in vollen dag,
En schittert aan de hemelbanen,
Als op het spieglend veld van 't meir.
Nadat withuys, in zijn dichtstuk Hollands Vlag, ook de schoonheid en den luister van onze vlag geroemd heeft, zegt hij: 't Zinlijk beeld van aanzijn, vrijheid,
Is zij aan der oudren strand;
Bij den vijand, onder vreemden,
Is de vlag ons vaderland.
In haar schittert de eer der vadren,
Duur gekocht op land en zee.
‘Mogt die vlag - zeggen wij met den Heer de | |
[pagina 684]
| |
jonge - welke oorspronkelijk een geschenk van den grooten Grondlegger der Nederlandsche Vrijheid was; die met en uit den strijd der Vaderen tegen de Spaansche dwingelandij ontstond; die in de heldendaden van een' boysot, der de mooren, van piet heyn, der trompen, evertsens, de ruyter, en van vele andere treffelijke mannen, zoo vele en zoo schoone herinneringen aanbiedt; die met regt door alle volken geacht, geëerbiedigd en gevreesd werd; die thans nog de eer en het aanzien van onzen Staat uitmaakt: mogt die vlag, gelijk zij nog vlekkeloos wappert, steeds in achting en luister klimmen, en tot het laatste nageslacht onbezoedeld worden overgebragt!’
Utrecht, 1831.
|
|