Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan Z.K.H. den Prinse van Oranje. Geen grootheid heb ik ooit gehuldigd, Niet met regtschapenheid gepaard: Wat ik aan hoogheid ben verschuldigd, Is daarom nog geen lofzang waard'. 'k Beken 't, er werd een dag geboren, - Hij zinke in 's afgronds nacht daarheen! - Dat ik mijn leedgevoel moest smoren Om veel, dat niet regtschapen scheen. Maar, toen Gij aan de spits gingt snellen, Uit vrijen wil, van Hollands heer, Toen voelde ik 't Hollandsch harte zwellen, Toen vond ik onzen willem weêr; Toen bad ik God, die U behoedde, Bij Waterloo, bij Quatrebras, Voor Fransch geweld en Fransche woede, o Vorst! dat Hij voor 't wolvenras U schutte, dat ons woest belaagde ..... Gij kwaamt, Gij zaagt, Gij overwont! Behouden keert Gij, Onversaagde! Gesloten is het nieuw verbond. Uwe eer en de onze is thans gewroken; Gewroken op het muitersrot, Met schande in zijne kroft gedoken, 't Verbaasd Euroop ten bittren spot. - Ontvang, o Vorst! de opregte hulde Van hem, die nimmer vleide of kroop! Wat ééns Uw volk met smart vervulde, Uw zwaard verbrak d'onzaalgen knoop. [pagina 590] [p. 590] Hij, die voor ons Zijn leven stelde, Zich in den strijd niet heeft gespaard, Hij bleef, daar Hem Gods gunst verzelde, Gewis Zichzelv' en ons steeds waard'. Aug. 1831. j.w. ijntema. Vorige Volgende