Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMijn gevoel, na het vertrek van mijnen vriend, als vrijwillig jager, den 16 october 1830.Ga naar voetnoot(*)Mijn beste Vriend ging van mij heen,
En ik zit treurend neêr:
Want angst en kommer zijn mijn deel,
Waar ik mij wende of keer'.
Maar 't was uit wuftheid niet, o neen!
Dat mij mijn Vriend verliet;
Nooit gaf zijn minnend hart mij stof
Tot eenig zielsverdriet.
't Was op de beê van onzen Vorst,
(Te wapen! klonk die beê)
En Hollands Jong'lingschap toog op;
Mijn Vriend trok met hen meê.
Zij trokken op ten heil'gen strijd
Voor 't dierbaar Vaderland,
Door lage muitzucht en verraad
Op 't schendigst aangerand.
Zij trekken, waar hen de eere roept
En 't heil van volk en Vorst;
Het vuur van ed'le vrijheidsmin
Doortintelt hun de borst.
Daar hebben zij hun leven veil
Voor die hun dierbaar zijn:
Want liever sneuv'len, is hun taal,
Dan muitersslaven zijn.
| |
[pagina 591]
| |
Maar kan ik nu nog vrolijk zijn,
Daar hij zijn leven waagt,
En alle ontbering met geduld
Tot 's lands bevrijding draagt?
O neen! mij past geen luide vreugd,
Maar onverpoosd geduld,
Maar stil berusten, schoon mijn oog
Met tranen is gevuld;
Met tranen van het diepst gevoel,
De tolken mijner smart,
Om 't leed, dat thans dien Vriend bedreigt,
Zoo dierbaar aan mijn hart.
Doch neen, ook niet te zeer getreurd,
Maar 't smeekend oog gewend
Tot Hem, die ieders leed doorziet
En ook mijn smarte kent.
Aan U beveel ik dan mijn' Vriend,
Aan U, grootmagtig God!
Bescherm hem, waar hij ga of sta,
Beschikker van ons lot!
Behoud hem voor het minnend hart;
Behoed hem in den strijd;
En, keert hij eenmaal tot mij weêr,
U zij mijn dank gewijd!
Red met hem 't lieve Vaderland,
Voor ons het schoonste op aard';
Hoed onzen diepgehoonden Vorst,
Aan 't Hollandsch hart zoo waard!
Dan zij, naast U, mijn dank gebragt
Hun, die, met ed'len zin,
Het leven waagden voor ons heil,
Dank zij hun vrijheidsmin!
Dan ben ik trotsch, dat ook mijn Vriend
In hunne rijen streed;
Dan zijn mijn tranen afgedroogd,
Vergeten is mijn leed.
| |
[pagina 592]
| |
Doch, onderwerping aan Uw' wil,
Welk lot mij hier dan wacht',
Zij steeds mijn keus, tot ook mijn taak
Op aarde eens is volbragt.
H... Oct. 1830.
|
|