Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet Gezellige Leven.Eene voorname deugd der Russen is de gastvrijheid. Hiertoe draagt zeker de goedkoopheid der levensmiddelen veel bij. Met weinig moeite wordt een huisgezin onderhouden. Evenwel zijn er ook oorden, waar deze gunstige omstandigheden geene plaats hebben, en toch de gastvrijheid niet minder is. Deze eigenschap schijnt den Rus aangeboren te zijn, gelijk trouwens deze deugd in de oostelijke landen der oude wereld te huis behoort, en zeldzamer wordt, naarmate men verder van daar zich verwijdert. Dat het in een land, alwaar men op gastvrijheid zoo veel prijs stelt, niet aan genoegens der gezelligheid zal ontbreken, is ligt te begrijpen. Deze genoegens zijn van dien aard, en kenmerken het Russische volkskarakter op zoodanige wijze, dat dezelve wel verdienen, hier nader beschouwd te worden. Van wandelen houdt de Rus zoo weinig, als ergens een Oosterling. Daarom vindt men (de beide hoofdsteden en de noordwestelijke landschappen, waar Duitsche zeden heerschen, uitgezonderd) noch openbare wandelplaatsen, noch tuinen, die tot uitspanning en vermaak voor het volk aangelegd | |
[pagina 575]
| |
zijn. Wanneer de eigenlijke Rus het naar zijn genoegen zal hebben, moet hij zich of te huis of in de woning van zijnen buurman aan eene welvoorziene tafel, en na het eten met een spel vermaken kunnen, dat zoo min mogelijk beweging vordert. Als ik in het begin van mijn verblijf te Perm de eerste dagen der lente, die aldaar op het einde van Mei begint, naar vaderlandsche wijze, door wandelen in den omtrek regt genieten wilde, verwekte ik bij mijne nieuwe vrienden een algemeen opzien, daar zij niet begrijpen konden, wat mij bewoog, om als een onzinnige in het land rond te loopen, alwaar ik, gelijk zij wisten, toch niets te doen had. Men hield mij voor krank, en meende, dat ik mijne gezondheid door dit omwandelen poogde te herstellen; eene geneeswijze, die hun niet weinig bevreemdde, daar zij, zich niet wel bevindende, gewoonlijk zich terstond te bed begeven. Op een' dezer kleine togten ontmoette mij eens een mijner bekenden, en vroeg mij, wat ik in het dorp, dat ik bezoeken wilde, te doen had. Op mijn antwoord, dat ik er niets te verrigten, en noch het dorp, noch iemand van deszelfs bewoners ooit gezien had, meende hij, dat ik derhalve derwaarts ging, om hen te zien. Ik verzekerde hem, dat dit mijn oogmerk niet was, dewijl ik vooraf wel wist, daar niets nieuws - niets, dat van andere omliggende dorpen verschilde, te zullen aantreffen. ‘Wel nu, vadertje!’ vroeg hij verder met nieuwsgierige verwondering, ‘waarom gaat gij er dan heen?’ - ‘Ik ga enkel,’ zeide ik, ‘om te gaan, en eenige beweging in de vrije lucht te maken.’ De man begon hardop te lagchen, als hij eindelijk de ware reden van mijne wandelingen vernam, die hem en anderen reeds lang een raadsel waren. Gaan, om te gaan! zoo iets had hij in zijn gansche leven nog niet gehoord. Binnen kort was de zaak door de geheele stad ruchtbaar, en nog het volgende jaar sprak men er tot mij over in de gezelschappen. Het zamenkomen in den huiselijken kring is alzoo bij de Russen de grondslag van alle hunne vermaken en genietingen. Men vindt dit niet alleen bij voorname lieden in groote steden, maar ook onder de geringste landlieden; en alwie slechts eene hut heeft, zal ook, althans op belangrijke feestdagen, een klein gezelschap zoeken te verzamelen en naar vermogen te onthalen. De lange winteravonden zijn vooral aan deze gezellige zamenkomsten gewijd, waar men, na vol- | |
[pagina 576]
| |
bragten arbeid, zeer vrolijk bijeen is. Niet zelden ziet men dan landelijke kluchten, en soms ook maskeraden, door jonge lieden van beiderlei sekse, uitvoeren, waarbij het wel eens wat ruw toegaat. Het geheel eindigt gewoonlijk met pandspel, of dans bij eenvoudige muzijk. De oudere lieden vermaken zich intusschen met kaarten, of met dam- en schaakspel. De beide laatste spelen zijn door geheel Rusland in algemeen gebruik, en worden niet alleen te huis in ledige uren, maar ook in de winkels van kramers en kooplieden, door den gemeenen man en door kinders op de straat gespeeld. Dit is de reden, waarom men hier zoo vele voortreffelijke schaakspelers vindt. Dikwijls krijgt een Russische boer zoodanige vermaardheid in den ganschen omtrek, dat de adellijken van verre komen, om hunne krachten met de zijne te meten. Daar meestal, even als bij ons, zonder geld, enkel om de eer gespeeld wordt, zoo is het niet, gelijk het kaart- en dobbelspel, verderfelijk voor den volksgeest, maar strekt veelmeer tot verbetering van denzelven. Eveneens is het bij de bemiddelde lieden in de grootere steden des rijks bijna algemeen de gewoonte, dat men des avonds gezelschap, soms zeer talrijk gezelschap ontvangt, alwaar ook vreemdelingen vrijen toegang hebben; evenwel wordt, te Petersburg vooral, meer en meer de overgang merkbaar, die in alle groote steden van Europa plaats heeft - de overgang van vroegere pracht en luidruchtigheid bij deze zamenkomsten tot het uitkiezen van eenige vertrouwde vrienden, welke den tijd met verstandige gesprekken weten door te brengen, zonder toevlugt te nemen tot ruwere verstrooijingen. Nachtelijke zwelgpartijen en smakelooze overladingen van allerlei aard, die voorheen hier zoo geliefd waren, worden met elk jaar zeldzamer. De meerderheid der bevolking in de groote steden houdt zich echter nog aan oude gewoonten. De rijke kooplieden in Petersburg en Moskou b.v. hebben in hunne huizen, die voor de paleizen der grooten niet onderdoen, verscheidene malen in het jaar groot gezelschap, en dagelijks is hun disch zelden of nooit zonder gasten, zoodat men aan denzelven dikwijls vreemdelingen uit de verst afgelegene landen bij elkander aantreft. Ook de werkzaamste Russische handelaar, die den geheelen dag door in zijne bezigheden zich afslooft, weet des avonds een vrij uur voor deze gezellige verkeering te vinden, die bij hem tot het hoogere levensgenot behoort en | |
[pagina 577]
| |
dus bovenal op prijs wordt gesteld. De talrijke zoogenaamde klubs der inwoners getuigen insgelijks van hunne neiging tot gezelligheid. Dezelve zijn geene gewone zamenkomsten in herbergen, maar bestaan uit vaste en beslotene gezelschappen, waar vrienden en bekenden elkander des avonds dagelijks zien, terwijl vreemdelingen door een' der leden ingeleid moeten worden, om toegang te erlangen. In denzelfden smaak heeft men te Petersburg ook vreemdelingen-klubs voor Duitschers, voor Franschen, voor Engelschen enz., waar echter ook Russen, onder genoemde bepaling, toegelaten worden. In deze klubs houdt men zich, buiten het tafelgenot, met spelen, meest helaas! met kaartspelen, bezig. Evenwel zijn er ook betere genoegens, en dikwijls wordt de beschaafde vreemdeling hier door keurige muzijk of geestrijke gesprekken verlustigd. Nieuwspapieren en tijdschriften vindt men in de beste klubs, evenwel spaarzaam en slecht gekozen. Ook de geleerde heeren, hoogleeraren, letterkundigen, kunstenaars hebben hier hunnen eigenen klub. Deze wordt door de Regering en door den hoogen Adel zeer in eere gehouden, en vormt zelfs eene soort van minderen Adel onder het volk. Daar echter het algemeen nog weinig smaak voor kunst en wetenschap heeft, leven de geleerden veelal zeer afgezonderd, alleen onderling met elkander verkeerende, en hebben gevolgelijk niet veel invloeds op de groote menigte der bevolking. Nogtans vinden zij, daar zij in de gunst der aanzienlijken en in de achting der geringeren zich mogen verblijden, geene reden tot klagen, en de meesten schijnen hun oud vaderland in het nieuwe reeds vergeten te hebben. De gezelschappen der grooten in de beide hoofdsteden des rijks worden op een' anderen voet gehouden. Hier is rijkdom en weelde en verfijning in zoodanige mate, dat zelfs hij er zich over moet verwonderen, die te Parijs en Londen de paleizen der aanzienlijken heeft leeren kennen. Deze soirées of réunions onderscheiden zich inderdaad voordeelig door smaak en goeden toon. Wanneer de vreemde gast, op een uitnoodigingskaartje, des avonds in zijn rijtuig voor het prachtige gebouw verschijnt, vliegen de deuren ijlings open. Een zwerm van rijk gegalonneerde bedienden, met fakkels in de handen, leidt den vreemdeling de breede trappen op naar de zaal van ontvangst, alwaar men, na aan de vrouw des huizes voorgesteld te zijn, terstond een ongedwongen onderhoud met de reeds aangekomene gasten kan | |
[pagina 578]
| |
aanvangen. De vertrekken, door welke men alzoo, van den eenen gast naar den anderen wandelende, komt, zijn allen zeer rijk versierd, en door spiegels van verbazende grootte, hoedanige alleen hier vervaardigd worden, als vermenigvuldigd. Ververschingen worden in overvloed door de bedienden rondgedragen. De voorname Russen toonen vooral veel pracht in het houden van eene menigte bedienden. Reeds op het voorplein ziet de vreemdeling zich door hen omringd. In de voorkamer staan ze digt aan elkander, en begeleiden hem naar de vertrekken binnenwaarts, om hem daar de overtollige kleedingstukken af te nemen, ten einde die in de voorkamer te bewaren. Vroeger moet deze zucht, om vele bedienden te hebben, veel grooter zelfs geweest zijn; maar dezelve is thans nog groot genoeg, wanneer men in aanmerking neemt, dat de meesten derzelven ledig loopen, en tien hunner niet meer doen, dan een enkele in Duitschland. Zelfs in den middelstand volgt men het voorbeeld der grooten, daar een Rus in dezelfde betrekkingen wel vier meiden houdt, waarin een Duitscher in zijn vaderland zich gaarne vergenoegt, er slechts ééne te hebben. Maar deze ééne doet gewoonlijk zoo veel als die vier te zamen, welke, zoodra het namiddag is, niets meer verrigten; want dan hebben zij vieravond, en liggen of zitten zij, tot aan slaaptijd, des zomers op den ijskelder en des winters op den oven, welke opzettelijk tot deze lange namiddagsrnst ingerigt is. In Engeland, te Londen zelfs, ziet men gewoonlijk in de grootste huizen slechts drie of vier eigenlijke huisbedienden; doch hier beloopt het aantal bij de grooten tot vijftig of zestig, ja over de honderd. Trouwens, de Rus schaft zich dezelven gemakkelijk aan, daar het allen lijseigenen zijn, die tot de landgoederen van den heer behooren. Dus vindt men eenen rentmeester, eenen hofmeester, een dozijn lakkeijen, even zoo vele oppassers, eigene bedienden voor den heer en ook voor de vrouw, eveneens voor de jonge heeren en voor de jonge jufvrouwen afzonderlijk; voorts kelderknechts, huishouders, jagers, Zwitsers, deurwachters, portiers, loopers, koetsiers, stalknechts, jockeys, voorrijders, koks, keukenjongens, konfituriers, kagchelstokers, kamervegers enz., om nu van de vrouwelijke bedienden van allerlei soort niet eens te spreken. Het ergste intusschen is, dat het getal dier lieden soms ontzettend vermeerdert. Want ieder manspersoon, gelijk in Rusland van | |
[pagina 579]
| |
zelve spreekt, brengt, zoodra hij in dienst treedt, zijne vrouw mede. De kinderen, welke uit deze huwelijken voortkomen, behooren insgelijks tot het huis, waarin ze geboren zijn, en blijven daar ook. Ja, dikwijs worden aanverwanten van de lijfeigenen, ofschoon niet geheel in huis opgenomen, toch dagen en weken in hetzelve verzorgd; en niemand maakt er aanmerking op. Verder vinden de goede vrienden en bekenden der bedienden hier gewoonlijk open tafel en meestal ook eene slaapplaats. ‘Toen ik trouwde,’ vertelde mij een rijke Rus, ‘nam ik mij vast voor, slechts zoo velen van deze menschen in mijn huis te hebben, als voor mijne vrouw en mij volstrekt noodig was, en ik bepaalde mij daarom op veertig. Maar tot mijne groote verbazing bemerkte ik, na verloop van drie of vier jaren, dat dit getal bijna verdubbeld was.’ In andere landen zoude zelfs de rijkste man zich vergenoegen, drie of vier van deze soort van lieden ter oppassing bij den disch te hebben; maar in Rusland moet, bij elk gastmaal van veertig of vijftig personen, achter elken stoel een bediende staan, zoo het geheel niet een bekrompen aanzien zal hebben. Voorheen was het gewoonte, en is het nog op de buitenplaatsen van sommige aanzienlijken, in elk der talrijke vertrekken afzonderlijk eenen oppasser te houden, en aan deszelfs ingang nog een of twee knapen te stellen, om hen te laten verrigten, wat men thans meer algemeen met het trekken aan de schel doet. Wanneer b.v. zijne Doorluchtigheid in de versten zijner vertrekken eenig bevel geliefde te geven, zoo liep het bevelwoord van kamer tot kamer en van deur tot deur, tot dat het eindelijk den laatsten oppasser bereikte, die dan het verlangde haalde, waarop dit dan ook weder door handen van even zoo veel personen aan den Gosudar, of genadigen Heer, geraakte. Eene Poolsche Gravin verhaalde mij, dat, als zij eens bij den Graaf orloff wegens zaken een bezoek moest afleggen, de Graaf onder het gesprek den aan de deur staanden bediende beval, een glas water te brengen. De dienaar had naauwelijks zich omgekeerd, om met zijnen nabuur te spreken, of hij verscheen reeds weder op zijnen post. Daar verliep een half uur, en het glas water kwam nog niet. De Graaf, door den dorst gekweld, moest zijn bevel herhalen, en zeide tot de Gravin: ‘Gij ziet, welk een arm man ik ben! In dit huis alleen heb ik over de honderd-en-twintig bedienden, en wanneer ik een glas | |
[pagina 580]
| |
water wil hebben, kan ik het niet bekomen.’ De Gravin lachte om den armen man, en meende, dat hij, zoo hij een goed deel armer ware en slechts één of twee bedienden kon houden, wel beter bediend zou worden. De Gravin orloff, diens dochter, welke het gansche vermogen van haren vader heeft geërfd, houdt, zegt men, in haar paleis te Moskou achthonderd bedienden, en voor dezen talrijken stoet een eigen ziekenhuis. Benevens deze legers van bedienden vertoonen Ruslands grooten zeer gaarne hunnen glans in de volheid en pracht hunner tafels. Die bij hen op een gastmaal wordt genoodigd, moet eigenlijk tweemaal tafelen. Want terstond bij de aankomst, ongeveer een uur vóór het hoofdmaal, wordt men in eene fraaije zaal geleid, alwaar op verscheidene kleine tafels velerlei koude spijzen opgezet zijn, als haring, kaviaar, ingelegde vruchten, gezult, steur enz., waarbij dan vooral de sterke dranken en fijne likeuren niet vergeten zijn. De gasten gebruiken daarvan staande, of in gesprek heen en weder tredende, tot dat het teeken wordt gegeven, om aan tafel te gaan. Dan komt men in eene zaal, in welker midden eene verbazend groote tafel, met spijzen van allerlei soort overladen, staat. Midden op de tafel praalt een groote gouden of zilveren schotel in de gedaante van een presenteerbord, bloemkorf, of iets dergelijks, en daarnevens staan verscheidene kostbare vazen met geurige bloemen, met edele vruchten, konfituren enz. De vrouwen zitten gewoonlijk bovenaan bij elkander, en de mannen nemen de overige plaats in. Deze scheiding der beide geslachten, welke echter thans minder in acht genomen begint te worden, is zeker voor de gezelligheid doorgaans niet bevorderlijk, en moet in Rusland, waar de omgang tusschen beide seksen vrijer, dan in andere landen, is, nog meer in het oog vallen. Op den rang in het aanzitten wordt op verre na niet zoo kleingeestig gezien, als in vele streken van Duitschland nog het geval is. Daar de tafels gewoonlijk rond of langwerpig rond zijn, en heer en vrouw des huizes tegenover elkander zitten, wordt reeds door deze eenvoudige regeling de belagchelijke strijd om den voorrang voorgekomen. Men ziet alzoo meermalen de voornaamsten der aanzittende gasten midden onder de geringeren zitten. De verfoeijelijke gewoonte, waarmede reeds plinius, de jongere, zoo bitter den spot drijft: | |
[pagina 581]
| |
amicos suos gradatim habereGa naar voetnoot(*), en aan het benedeneinde der tafel b.v. slechteren wijn te schenken, is in de voorname gezelschappen van Rusland eene geheel onbekende zaak. De rijkheid van eene Russische tafel vertoont zich vooral in de bijna ontelbare menigte ingelegde dingen, sausen enz. De Markies caraccioli, Napelsche Gezant te Londen, maakte eens aan tafel van een' Engelschen Minister de aanmerking, dat men in Engeland over de zestig godsdienstige sekten en slechts ééne saus (gesmolten boter) had. In Rusland zou hij beide, de sekten en de sausen, bijna in gelijke, ja ontelbare menigte gevonden hebben. Deze dingen, waaronder ook vooral ingelegde bessen en vruchten behooren, worden op eene afzonderlijke tafel, die ter zijde staat, geplaatst, en door den opperhofmeester benevens zijne handlangers toegediend. Elke minuut komt er een bediende met zijne zilveren schaal en kleinen gouden lepel, en fluistert den gast vertrouwelijk in het oor, welke lekkernij hier zijne tong aangeboden wordt; en naauwelijks heeft deze zich verwijderd, of er staat reeds weder een ander, en vraagt even zoo vertrouwelijk, welken van de bekers met bourgogne, champagne, lafitte, tokayer, pacharet, johannisberger enz. 't hem gelieft te nemen. Groot vooral is de hoeveelheid champagne, welke bij zoodanige gelegenheid wordt gedronken. Het ware zeker onverklaarbaar, hoe het kleine Champagne zoo veel wijn, als jaarlijks in Rusland alleen verbruikt wordt, zou kunnen opleveren, indien men niet wist, dat Rusland zelve in de gewesten aan den Don uitgestrekte wijngaarden heeft, welke eenen wijn geven, die voor den beroemden champagne, in deugd en bekende hoedanigheid, geenszins behoeft onder te doen. Ook in de Krim slaagt de wijnbouw zeer goed, daar dezelve niet alleen door de aanzienlijken, maar tevens door den Keizer krachtig ondersteund wordt; en dit schiereiland levert reeds wijnen, die met de beste uit Hongarije, Tyrol en Frankrijk kunnen wedijveren. Onder de lekkernijen op de Russische tafels staan de varenikys en de batwinia bovenaan. Beide zijn landeigen, en voor iemand, die geen kenner en liefhebber van smullen is, bezwaarlijk te beschrijven. De varenikys bestaan in het algemeen uit ingelegde vruchten en bessen, maar worden in bijkans ontelbare ondersoorten verdeeld. De batwinia, die | |
[pagina 582]
| |
de kroon spant boven alle olla potrida (de lievelingskost der Spanjaarden), bestaat uit een zonderling mengelmoes van vleesch, visch, kreeften, agurkjes, fijne uijen en dergelijke dingen. Dezelve wordt gewoonlijk tusschen twee stukken ijs midden op de tafel geplaatst op een' grooten schotel. Keizer alexander liet, ten tijde van het Kongres te Weenen, deze geliefde batwinia ook opdisschen bij een diplomatisch gastmaal, dat hij aan de vreemde Gezanten en Ministers gaf. Als hij den bekenden Maarschalk Voorwaarts (blucher) van deze spijs nemen en met een zuur gezigt eten zag, vroeg hij hem, hoe hij deze lekkernij der Russen vond. ‘Sire!’ sprak de ronde krijgsman, ‘je la trouve détestable,’ en gaf het overige aan den nevens hem staanden bediende. De Keizer lachte om dezen uitval op zijn lievelingsgeregt, en begon, met zekere ingenomenheid en niet weinig zaakkennis, de bestanddeelen daarvan aan de overige gasten te verklaren. - Bovendien zijn er nog vele andere spijzen, welke men buiten Rusland niet kent, en waaronder toch vele zoo goed smaken, dat ze wel verdienen, door onze lekkerbekken geproefd te worden. Hiertoe behoort zekere vermaarde soep, uit kool, roode wortelen en visch hoofdzakelijk bestaande; voorts de pirogi, de zeer lekkere sterlet (soort van steur), bijzonder toebereide waterhoenders, varkensvleesch met truffels, Astrakansche bessen en Krimsche vruchten, en hoe verder alle die dingen mogen heeten, welke de maag van hem, die aan zoodanige veelheid en aan zoodanige vermenging niet gewoon is, bij de eerste proef wel eens in groote ongelegenheid kunnen brengen.
(Het vervolg hierna.) |