ons, bij sommige Schrijvers aangeteekend te vinden, dat dellon, in zijne Voyage aux Indes orientales, Amst. 1689, reeds deze Oostindische Cholera beschreven zou hebben. Dit is echter zoo niet. Bl. 300 vermeldt hij die ziekte, welke de Indianen Mordechi noemen, waarvan hij de teekenen aldus opgeeft: ‘Ses signes sont grande altération, douleur de tête, inquiétude, fièvre, délire, flux de ventre et vomissement: le pouls est fort et inégal, les urines rouges ou blanches, mais toujours claires’ enz. Bij de Cholera, daarentegen, is de urine-afscheiding onderdrukt; terwijl de Mordechi zich noch door hevige krampen in den buik, noch der ledematen, gelijk de Cholera, kenmerkt. Dat beide ziekten van elkander verschillen, blijkt ook nog uit de Voyage aux Indes orientales et à la Chine depuis 1774 jusqu'en 1781 van sonnerat. Hier lezen wij, pag. 200 en verv., een goed beeld der Cholera; waarna hij van de ziekte Mordechi (in het Fransch mort de chien, omdat Mordechi, van het Perzisch afgeleid, sterven, vermoorden beteekent) in onderscheiding der Cholera spreekt, terwijl hij dezelve enkel aan onderdrukte huiduitwaseming, het slapen in de opene lucht enz. toeschrijft.
Misschien is het niet geheel vreemd aan de waarheid, aan te nemen, dat de van ouds genaamde Cholera, reeds door hippocrates en celsus op de boven aangehaalde plaatsen en door zacutus lusitanus, en sydenham in zijne Opera, als epidemische ziekte beschreven, van denzelfden aard is als die gene, welke tusschen en bij de keerkringen in de laatste jaren, het zij sporadisch of epidemisch, geheerscht heeft, en aldaar, door onbekende oorzaken, een besmettelijk vermogen heeft verkregen, waardoor zij zich, eenigzins gewijzigd, maar heviger, verder en ook naar Europa heeft kunnen verspreiden.
Maar ook met betrekking tot de voorbeschikkende en gelegenheidgevende oorzaken zoo min, als over de al of niet besmettelijkheid dezer ziekte, schijnt het pleit bij sommige geneeskundigen volkomen beslecht te zijn. Zoe-