Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De vlinder. Met de lieve lente ontluikend, stervend wen het roosje sneeft, Golvend op de zachte zephir, die door 't reine luchtruim zweeft, Wiegend op den schoot der bloemen, op de versch ontloken blaân, Zich vermeijend in het luchtje met der bloemen geur belaân, Schuddende, nog jeugdig bloeijend, 't stof der vleugelen ter aard', En, gelijk een ademtogtje, zich verheffend hemelwaart; Zoo bekoorlijk vliet het leven van den schoonen vlinder heên, Beeld van't ongekend verlangen, dat, nooit rustend, nooit tevreên. En, schoon nooit voldoening smakend, zoekend elke zaak beroert, Tot de zucht naar reinen wellust het in 't eind' ten hemel voert. Naar het Fransch van de lamartine. w. gleuns, jr. Vorige Volgende