Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAan mijnen hooggeachten vriend Ludwig Marchand.Verheven Zanger, die mijn borst ontgloeit,
En warm voor vaderland, voor regt en deugd doet zwellen!
Mijn vriend, die mijne zinnen boeit,
En in het oog een' traan van weemoed op doet wellen,
Als ik u volg, en gij mij voert, van waar
Ik wolkenhoog ter neêr op ontrouw nederblikke,
Terwijl uw forsch gespannen snaar
Mijn' geest vervoert, en ik bedeesd terugge schrikke.
U zing ik, vriend! u, die mij hebt geroerd!
Wiens toonen beurtelings mij angst in 't harte jagen,
En, onder bloemen rondgevoerd,
Doen juichen, die het waas van liefde en vriendschap dragen.
| |
[pagina 489]
| |
Als ik verzel den vrijgeest in den stormGa naar voetnoot(*),
En sidder bij den angst van zijn geschokt geweten,
Die hem doorwoelt gelijk een worm, -
Sophië's bloemenkrans doet mij dien schrik vergetenGa naar voetnoot(†).
Gij schildert daar het schoone der natuur,
Weet als Theocritus op uwe luit te spelen,
En 't schoone en tintelende vuur
Voor eenen bloemenkrans een meisjen af te stelen.
Nu echter eischt het vaderland uw lier!
Gij doet de krijgstrompet gelijk Tyrtaeus hooren,
En met een' ongedwongen zwier,
Waar 't vrijheid geldt, uw lied door lucht en wolken boren.
Ga voort, ontgloei de vaderlandsche borst!
Ontsluijer 't zwart verraad, en stel het naakt voor oogen;
Ontvlam de liefde voor den Vorst!
Neem, Adelaar, uw vlugt naar 't ruim der starrenbogen!
Wek op ten kamp, gij Körner van deez' tijd;
Bezing, als hij, den lof van vrije heldenzonen,
En, gaat gij ook als hij ten strijd,
Zoo moge een beter lot, dan hem, uw' moed beloonen!
Dec. 1830.
|
|